Johannes 14, 1-12
Handelingen 6, 1-7

 

Misschien weet je het nog: bijna een jaar geleden verscheen in het Duitstalige tijdschrift Publik Forum een artikel over ons Stadsklooster. En misschien zat je enkele weken daarvoor met de journalist zelfs mee aan tafel en vertelde je in je beste Duits hoe wij kerk proberen te zijn. Uiteindelijk verscheen het artikel met de titel: ‘Ehrlich und frei katholisch sein’.

Persoonlijk ben ik nog steeds heel blij met het artikel, want eindelijk kan ik aan mijn Duitse vrienden en kennissen uitleggen hoe het zit. Want zij kunnen zich niet voorstellen dat je ook buiten het instituut kerk kunt zijn. En zelfs mijn moeder van 88 zei tegen me: nu snap ik na al die jaren eindelijk wat je aan het doen bent.

Na het verschijnen van het artikel werd ik natuurlijk gebeld of ik niet een abonnement wilde nemen. Immers het tijdschrift is net als wij onafhankelijk van alle instituties, en net als onze geloofsgemeenschap moet het zich volstrekt zelf bedruipen. Uit solidariteit ben ik toen gezwicht. En ik heb er geen spijt van, want het is echt een goed blad, actueel, vernieuwend, voorvechter van het katholiek sociaal denken, en kritisch tegenover de kerk als instituut.

Vandaag lezen we in onze eerste lezing hoe het instituut kerk begonnen is. Het werd de leerlingen duidelijk dat het niet genoeg is om alleen maar te vieren en je te verdiepen in het geloof, nee, je moet het geloof ook handen en voeten geven. Het ging zelfs zover dat de ene groep zich veelmeer bekommerde om de social zwakken en daarbij het nadenken over het geloof een beetje liet versloffen. En dat de andere groep zich weliswaar bezig hield met het geloof, maar te weinig oog had voor de weduwen en wezen. – En zo werden de eerste diakenen beroepen.

Eerder, toen Jezus nog leefde zei hij: ‘Jullie kennen de weg’. Maar de leerlingen snapten toen niet waar hij het over had. ’We weten niet eens waar u naartoe gaat, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?’ – Maar intussen begint zich al een weg af te tekenen:

Als er in het huis van de Vader veel kamers zijn, dan moet je hier ook veel kamers maken. Kamers voor de armen en de zwakken, kamers voor de vluchtelingen, kamers voor alles wat je katholiek, of beter, je christelijk sociaal denken je ingeeft.

En je moet ook kamers maken voor het geloof, voor stilte, waar je een kaarsje kunt branden. Kamers, zeg maar, voor God. Een uitgespaarde ruimte, die vrij is van commercie. Een heilige kamer – heilig betekent: afgezonderd, eruit getild – dus een kamer die voorbehouden is aan wat niet van deze wereld is. Kamers, ook al gebruik je ze multifunctioneel, waar aandacht is voor het overstijgende in alles wat je doet. Een kamer voor alles wat jou heilig is. Een gewijde ruimte, een kamer voor jouw verbondenheid met God.

‘Jullie kennen de weg’, zegt Jezus, en de leerlingen proberen op weg te gaan. Dat was het begin van een kerkelijke organisatie en daarmee was het ook het begin van de kerk als instituut.

Net als wij is het tijdschrift Publik Forum heel erg kritisch tegenover het instituut. Maar opmerkelijk genoeg was laatst toch een heel nummer gewijd aan de vraag waarom we het instituut toch ook nodig hebben. Het antwoord was dat kerkzijn altijd groter is dan het individuele geloof. Niet alleen dat je als individu of als plaatselijke kerkgemeenschap onmogelijk alle taken kunt uitvoeren, maar het heeft ook te maken, om het maar met ons evangelie te zeggen, met hoe je in het hier en nu het beste vorm kunt geven aan het huis van de Vader.

Natuurlijk kan het niet anders dan dat de kerk als instituut hopeloos faalt. Maar ook al maken we er een potje van, dan nog houdt ze in ons de droom wakker om telkens weer kamers te maken waar God en mensen elkaar treffen.

Johannes maakt het zichzelf makkelijk, hij doet in zijn evangelie gewoon zo alsof de kamers in het huis van de vader ook in het hier en nu gewone kamers zijn. De leerlingen vragen nog: ‘Laat ons de Vader zien.’ En Johannes laat Jezus zeggen: ‘Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je me niet? Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.’ Voor Johannes gaat het hier en nu moeiteloos over in het heilige, en als vanzelfsprekend doordesemt het heilige omgekeerd het hier en nu. Vervolgens doet hij zelfs nog een schepje bovenop: ‘Waarachtig ik verzeker jullie: wie op mij vertrouwt zal hetzelfde doen als ik.’

Kortom: jullie kennen de weg. Jullie hoeven je niet in bochten te wringen. Je hoeft het instituut ook niet onnodig ingewikkeld op te tuigen. Maak gewoon kamers voor wat je gelooft. Kamers waar jouw leven van alledag zich verbindt met wat jou heilig is. ‘In het huis van mijn Vader zijn veel kamers’, mogen we zelf een kamer zijn voor hem en voor elkaar.

Ekkehard Muth, 7 mei 2023