Lucas 5, 1-11 Jesaja 6, 1-8

 

‘Wie zal ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’ We kennen dat maar al te goed uit vergaderingen. Dan zijn we het met elkaar eens en het is alleen nog de vraag wie het gaat oppakken. En terwijl het al lang dik boven op ligt dat jij degene bent die daar het meest voor geschikt is, vragen de anderen zich met een knipoog af: tja maar wie zouden we toch moeten sturen? Wie kan namens ons gaan?

Zo zit God ook zogenaamd te peinzen: ‘Wie zal ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’ En Jesaja maar denken dat hij God met zijn gestribbel nog op andere gedachten zou kunnen brengen.

Het is ook een ontzagwekkend visioen. Serafijnen met zes vleugels, de engelen die het dichtst bij God staan. Zij roepen ‘heilig, heilig, heilig’ met een stem die zichtbaar wordt als rook en die de deuren doet schudden. De zoom van de mantel van God vult de hele tempel. – ‘Wee mij’, roept Jesaja dan, ‘ik ben maar een nietig mens!’ Maar hij heeft het nog niet geroepen of zijn mond is al gereinigd en is hij klaar voor zijn roeping.

God en de Serafijnen kijken hem een beetje spottend aan: ‘Wie zal ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’ En Jesaja kan niet anders dan te antwoorden: ‘Hier ben ik, stuur mij.’

Aan het begin van de viering heb ik Pippi Langkous aangehaald: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan.’ En soms vraag ik me af of God niet helemaal gek wordt van ons allemaal omdat we net als Jesaja roepen: ‘ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk niet dat ik het kan.’

Afgelopen woensdag hebben we met Maria lichtmis de lichtcyclus rondom kerst afgesloten. Met kerst hebben we gevierd dat God in onze wereld komt. Maar je moet dan niet denken dat God het nu allemaal zelf gaat doen. Nee, hij is juist mens geworden zodat wij ménsen het kunnen doen. – ‘Wie zal ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’ – En dat is precies ook wat Jezus in ons evangelie laat zien. In drommen komen de mensen verwachtingsvol naar hem toe, maar hij draait het om en maakt de ménsen tot vissers; ‘voortaan zul jíj mensen vangen.’

En ja, dat is net als bij Jesaja ook, best een spannende onderneming. Daarom stapt Jezus in het boot van Simon, die later Petrus zal heten. Als je het van de mensen moet hebben dan is het alsof je in een wankel bootje stapt. En andersom, als je net als Jesaja zegt ‘hier ben ik, stuur mij’, dan stap je ook in een wankel bootje en laat je de vastigheid en de vertrouwdheid van de wal los. – Jezus durft het wel aan, en wij?

En zelfs als je het durft, dan nog weet je niet hoe het uitpakt. Simon en zijn collega-vissers hebben de hele nacht gewerkt. Met alle stuurmanskunst en met alle kennis en ervaring hebben ze de dele nacht hun netten uitgegooid, maar ze hebben niets gevangen. – Dat hoort er ook bij, dat je soms denkt: waar doe ik het eigenlijk voor? Zie je wel, ik kan het niet. – Maar Jezus zegt: blijf het toch maar proberen. Gooi het over een andere boeg.

En ja, er zwemt zoveel vis in het net dat zij het niet aan boord kunnen trekken. – Je kan het niet alleen, we hebben elkaar nodig. – En gelukkig blijven de andere vissers niet aan wal omdat ze denken: ‘ik heb het nog nooit gedaan dus ik denk niet dat ik het kan’. Nee, ook zij stappen in hun wankele bootjes. Er is zoveel vis dat hun bootjes dreigen te zinken, maar samen halen ze de vangst binnen.

Als ik nu God was en ik zou me afvragen: ‘Wie zal ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’, dan zou ik waarschijnlijk denken dat ze nu toch wel overtuigd zullen zijn. Nu zullen ze de taak toch wel oppakken. Maar nee, Simon die nota bene later Petrus zal worden, die de sleutels van het koninkrijk in handen krijgt, die de menselijke belichaming zal worden van Christus op aarde met opvolgers tot paus Franciscus aan toe – zelfs Simon denkt net als Jesaja ook: ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk niet dat ik het kan. ‘Ga weg van mij, Heer,’ want van mij moet je het niet hebben.

Ik kan me voorstellen dat God vaak zijn hart vasthoudt als hij ons zo ziet. Maar ik denk dat hij nog veel vaker met zijn handen in het haar zit: ‘Wie zal ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’ Waarom hebben ze toch zo weinig vertrouwen? En Jezus zegt tegen Simon: ‘Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.’

Maar dan gebeurt het: Simon en de andere vissers trekken hun boten aan land, maar meteen stappen ze in een nog veel wankeler bootje, namelijk: ze laten alles achter en gaan met Jezus mee. Hier ben ik, stuur mij.

En weer zit God te peinzen, ’Wie zal ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’ – Dat we dan vol vertrouwen zeggen: ‘Hier ben ik. Stuur mij.’

 

Ekkehard Muth, 6 februari 2022