Waar vindt mijn hart rust?
Jos Roemer
Jos Roemer is theoloog en al ruim dertig jaar werkzaam in en voor het onderwijs.
1. Over een crisis tijdens een crisis tijdens een crisis…
We zijn getuigen van protesten tegen racisme, wereldwijd. Naar aanleiding van het zoveelste racistische incident in de V.S. komen mensen de straat op, ook in ons land. Ook wij kennen onze schrijnende verhalen: over Mitch Henriquez in Den Haag, over de sollicitant met de ‘onhandige’ achternaam, over de voetballer die in Den Bosch in tranen het veld verlaat, de rapper met de te dure auto die telkens aangehouden wordt, de belastingdienst die etnisch profileert… Blijkbaar is de kritische grens bereikt, ineens komt alles eruit: genoeg is genoeg, silence is violence. Racisme blijkt diepgeworteld, we moeten allemaal in de spiegel kijken. Tal van voorbeelden van racisme in ons land komen voorbij in de media. Ze stemmen de ontvankelijke lezer tot bezinning.
Verscherpt dit het identiteitsvraagstuk? Burgemeester Halsema krijgt de volle lading vanwege haar optreden tijdens de demonstratie op de Dam, maar ze krijgt evenveel lof toegezwaaid. “Halsema stond op de Dam politiek te bedrijven met haar button!” “Deze kritiek leidt af van waar het écht om gaat!” Rutte erkent dat hij anders is gaan denken over Zwarte Piet. Tegelijk is er een grote groep mensen voor wie geldt:“Zwarte Piet hoort bij de Nederlandse cultuur!”
Ondertussen waart het Coronavirus rond. Ons normale leven is tot stilstand gekomen. Onze wereld wordt kleiner: we gaan thuiswerken, even geen cafébezoek, geen feestjes, geen onnodige tripjes.
Maar na twee maanden wordt de roep om versoepeling steeds luider. Bedrijven en zelfstandigen krijgen het moeilijk, ze verliezen inkomen.
Op televisie wordt weer reclame gemaakt voor vliegvakanties. De cafés en terrassen, musea en theaters mogen weer voorzichtig open. Kinderen gaan weer naar school, het openbaar vervoer hervat haar reguliere diensten, mét mondkapjes. Op het journaal vertelt een mevrouw dat ze het funshoppen zo heeft gemist. De lockdown gaat waarschijnlijk tot een diepe recessie leiden. Komend najaar zal een golf van faillissementen te zien geven.
Eventjes is de klimaatcrisis naar de achtergrond verdrongen. Maar wie ernaar op zoek gaat kan in de krant nog steeds de onheilspellende berichten lezen over de vermindering van bio-diversiteit, de toename van CO² uitstoot en de ermee gepaard gaande bedreiging van natuurgebieden, de stijging van de temperatuur op aarde, de voortgaande ontbossing van het Amazone-gebied. Het is een crisis in slow-motion.
In Siberië heeft recent een milieuramp plaats gevonden, ondertussen smelt de permafrost in dat gebied met een explosie aan CO² tot gevolg.
2. … en de emoties die het oproept.
Verlangen.
Verlangen naar een wereld ná Corona. Nu hebben we de kans om de zaken anders te organiseren, ‘never waist a good crisis’. We krijgen tijd om tot bezinning te komen, we komen tot stilstand, tot rust. We kunnen nadenken over wat we écht belangrijk vinden, wat we écht nodig hebben. Een terugkeer naar het ‘oude normaal’ is uitgesloten, toch?! Door het Coronavirus worden we als het ware geholpen om ons samenleven anders in te richten. Meer op ‘zijn’ en minder op ‘hebben’ gericht. Meer op ‘samen’ en minder op ‘ik’ gericht. Een recent verschenen boek heeft als titel ‘Anders verder’. Want dat is waar we naar verlangen, toch?
Hoop.
Het tragische overlijden van George Floyd laat ons ook nadenken over ons samenleven in Nederland. Zoveel protest, zo’n brede en diverse opkomst, het wekt hoop. Zou het nu eindelijk afgelopen zijn met die discriminatie? Zelfs in de regen stond het Goffertpark in Nijmegen vol. De demonstraties verlopen vooral vreedzaam, in de V.S. sluiten politiecorpsen zich aan bij de demonstranten.
Tijdens de lockdown zien we ineens zoveel hulpvaardigheid, zoveel creativiteit, zoveel pareltjes van menselijkheid. Zie je wel, de meeste mensen deugen.
Kwaadheid.
We mogen weer met trein en bus, maar tweederde van de zitplaatsen mag niet bezet worden. We mogen weer naar het café, maar maximaal met 35 personen. Ook theaters en schouwburgen mogen mondjesmaat open. Maar in vliegtuigen mag men schouder aan schouder zitten. “We hebben hypermoderne luchtfilters; en iedereen zit met de neus dezelfde kant op, met een mondkapje” luidt het verweer. “Maar in het theater zitten de mensen toch ook met de neus dezelfde kant op?!”, reageert Claudia de Breij verbolgen die het met bijna lege zalen moet doen.
We gaan weer naar de Spaanse stranden. Twee hoogopgeleide jongeren praten hun cognitieve dissonantie vakkundig goed in de krant:”We zijn niet hypocriet, maar hypokritisch. We denken er eerst zeer goed over na.” “Of we met onze milieubewuste opstelling hypocriet zijn? Dat is niet de juiste vraag. In welke wereld willen we leven, dát zou de vraag moeten zijn”. De striptekenaar van Trouw maakt twee dagen later korte metten met deze opstelling.
Een cafébaas roept zijn klanten op om zondag naar zijn terras te komen, waar hij de bezoekers zal verrassen met een heerlijke Argentijnse rib-eye, zó van de barbecue. In de krant lees ik dat het aantal reserveringen voor een cruise-vakantie weer stijgt. Gaan we dan weer gewoon terug naar af, verder met het vernietigen van de aarde?!!
Vrees.
De Coronacrisis dreigt met name de allerarmsten het hardst te raken, zie de onevenredig grote aantallen slachtoffers onder de zwarte bevolking in de VS, in de townships van Zuid-Afrika, onder de dagloners in India, onder de bewoners van de favelas in Brazilië en onder de arbeidsmigranten in ons land.
In Noorwegen verdwijnt een stuk land in zee met acht huizen erop, vermoedelijke oorzaak de klimaatverandering. De lockdown zou een paar jaar moeten duren om de stijging van de temperatuur op aarde te beperken tot anderhalve graad, maar na drie maanden hunkeren we weer naar ontspanning. Een voormalig medewerker van het RIVM waarschuwt: we rennen als lemmingen op de afgrond af.
Schuldgevoel
Onze op consumptie gerichte levensstijl levert een belangrijk aandeel aan de klimaatcrisis. En precies die levensstijl belichaam ik ook. Ik ben (nog steeds) geen vegetariër, ik heb een auto, woon in een ruim huis. Wie ben ik om af te geven op hen die meteen al een vliegvakantie hebben geboekt, die ieder weekend in hun tuin barbecueën, die twee auto’s hebben… Gevalletje ‘balk in eigen oog’? Tot welke acties zetten de beelden op het journaal mij aan? Schuld afkopen met een vrijblijvende donatie?
Onzekerheid
Klimaatscepsis heeft voor de gemiddelde ontwikkelde Nederlander inmiddels afgedaan, maar verder heerst er nog veel onzekerheid. Kunnen we met technologische innovaties het tij keren, zoals sommigen beweren? Er is in de afgelopen decennia veel bereikt op het vlak van milieuzorg. De grote rivieren in ons land zijn schoner dan een halve eeuw geleden, de lucht is schoner. Maar dan verschijnt er weer een nieuw fenomeen in het nieuws: fijnstof. Hoe schadelijk is dat? Veel onderzoek is nodig, veel weten we nog niet. En wetenschappers zijn het lang niet altijd met elkaar eens. En dan is er ook nog het gevaar van fake news…
Onmacht
Het lijkt wel alsof we gevangen zijn in een levensstijl, waaruit ontsnappen nauwelijks mogelijk is. Wat kunnen we doen om de opwarming van de aarde te stoppen? Kleine beetjes lijken niet te helpen, het moet radicaal anders. Wat betekent dat voor mij? De auto van de hand doen, het huis verkopen, op de hei gaan wonen?
Van politici hoeven we niet veel te verwachten. De ene na de andere klimaattop eindigt met mooie woorden, beloften, voornemens, plannen, nieuwe toppen. Economische grootmachten als de V.S., China en Rusland lijken hun economie en geopolitieke macht voorrang te geven. Je voelt je als een zwemmer in zee, die een tanker probeert tegen te houden.
3. Waar vindt mijn hart rust?
Wat geeft mij richting, wat houvast in deze turbulentie? Wat moet ik doen, wat laten? Wie wil ik zijn, wat geeft mij rust? ‘Nood leert bidden’ en ten langen leste keer ik me tot mijn geloof. Vind ik daar een antwoord? Want als niet daar, dan waar?
Ik kies voor de persoon van Johannes de Doper. Op de een of andere manier meen ik iets van mijn onrust, van mijn kwaadheid te herkennen in dit personage. Welke inzichten bieden de teksten over deze persoon mij? Vind ik hier rust, inspiratie, oriëntatie?
In het navolgende doe ik verslag van mijn bevindingen.
3.1. Eerste kennismaking
Johannes de Doper kennen we uit de evangeliën van het Nieuwe Testament. Alle vier de evangelisten schrijven over hem; blijkbaar vond men deze persoon belangrijk genoeg.
Bij Marcus en Matteüs lezen we iets over zijn uiterlijk en levensstijl: hij droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel en hij leefde van sprinkhanen en wilde honing. Mogelijk was Johannes lid van een Joodse sekte, de Essenen. Deze club hield er nogal extreme opvattingen op na en geloofde dat het einde der tijden nabij was. Het enige dat de mensen nog konden doen was pure zuiverheid nastreven.
We lezen ook iets over zijn temperament: in Lucas en Matteüs lezen we dat hij flink tekeer gaat. “Addergebroed!”, zo voegt hij de Farizeeën en Sadduceeën toe volgens Matteüs. Maar Lucas laat hem in deze termen zelfs tekeer gaan tegen ‘de mensen’. Niemand ontsnapt aan de toorn van Johannes. “Ja, de bijl ligt al aan de wortel van de boom!” Om zijn kritiek kracht bij te zetten citeert Johannes een vertrouwde religieuze bron: de profeet Jesaja. Niet de eerste de beste dus, waarmee Johannes zijn aanklachten van een religieuze basis voorziet.
De auteurs situeren Johannes ‘in de woestijn, bij de rivier de Jordaan’. Dit heeft sommige exegeten verleid om te denken dat de auteurs hiermee de intocht in het Beloofde Land in herinnering willen roepen. Bij de Jordaan kwam men Israël binnen. Johannes roept als het ware op om Israël waardig, zuiver binnen te komen, omdat het om het Beloofde Land gaat. Het ritueel dat in de rivier plaats vindt symboliseert dus misschien wel ‘even door het water gaan om Israël opnieuw binnen te treden’.
En de mensen? Die komen in drommen (“Uit Jeruzalem, uit heel Judea en uit de omgeving van de Jordaan stroomden de mensen toe…”) en buigen ootmoedig het hoofd (“… en ze lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl ze hun zonden beleden”).
3.2. Wat gebeurt er écht?
Wie theologie gaat studeren leert al snel dat je Bijbelteksten kunt lezen vanuit het besef dat ze historisch ontstaan en maatschappelijk gesitueerd zijn. Met andere woorden. Ze zijn geschreven nadat de gebeurtenissen zich al hebben afgespeeld en de auteur wil met de tekst iets bereiken. Zo heeft de auteur van het Lucas-evangelie besloten om over de geboorte van Jezus te schrijven dat deze gebeurtenis omgeven werd door engelen, een stralend licht en een hemels koor. Het gaat per slot van rekening om de geboorte van Gods zoon!
Ook het verhaal over de ontmoeting van Jezus met Johannes de Doper wordt op deze manier post facto geconstrueerd. De auteurs van de evangelies introduceren alle vier de Heilige Geest, die als getuige wordt opgeroepen om aan te geven dat hier sprake is van ‘mijn geliefde Zoon’. Niet helemaal duidelijk wordt of deze stem uit de hemel en het verschijnen van de Heilige Geest door iedereen gezien wordt (Lc. 3, 21-22) of alleen door Johannes (Joh. 1, 32) of alleen door Jezus (Mc. 1, 10). Maar als lezer worden we opgeroepen om ons te realiseren dat hier iets belangrijks plaats vindt. Maar wát dan? Ervan uitgaande dat stemmen uit de hemel en neerdalende duiven fictieve creaties zijn, blijft de kale vraag over: wat zou daar écht kunnen zijn gebeurd? Zou er iets hebben plaats gevonden, waar ik me een voorstelling van kan maken?
Van de evangelisten worden we niet veel wijzer. Lucas en Marcus schrijven niets waaruit we zouden kunnen opmaken wat Johannes heeft ervaren. Matteüs laat Johannes aarzelen als Jezus ineens aan de beurt is om gedoopt te worden (“Ik zou door ú gedoopt moeten worden en dan komt u naar mij?!”). Het evangelie van Johannes geeft ons de meeste informatie. “De volgende dag zag hij Jezus naar zich toekomen en hij zei:’Daar is het lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt’”. En ietsje verderop:”Nog wist ik niet wie hij was, maar hij die mij gezonden heeft om met water te dopen, zei tegen mij:’Wanneer je ziet dat de Geest op iemand neerdaalt en blijft rusten, dan is dat degene die doopt met de heilige Geest’”.
Ik stel me een Johannes voor, die kwaad is (‘addergebroed’), die hoopvol en verlangend is (‘ik doop jullie met water ten teken van jullie nieuwe leven’), angstig (‘de bijl ligt al aan de wortel van de boom’) en onzeker (‘ik doop jullie met water, maar er komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om de riem van zijn sandalen los te maken’). Iemand die aan de rand van de samenleving is terecht gekomen, getuige zijn kleding en zijn verblijfplaats. Ik stel me ook mensen voor, die schuldbewust zijn (‘de mensen vroegen hem: wat moeten we dan doen?’). Iemand roept hen toe om tot inkeer te komen en vergeving van zonden te zoeken en ‘de mensen lopen massaal uit om zich door hem te laten dopen’.
En zo staat er een rij mensen, die wachten tot ze aan de beurt zijn om deze betekenisvolle handeling te laten geschieden. Allemaal vol emoties; Johannes kwaad en tegelijk verlangend naar een betere tijd, de mensen schuldbewust en verlangend naar zuiverheid. Met veel kracht en passie zie ik Johannes de mensen door het water trekken. En de mensen laten zich met gebogen hoofd trekken. En dan staat daar ineens Jezus voor hem. Hoe lang zal het moment geduurd hebben, dat deze twee mannen elkaar aan keken en er iets gebeurde? Een seconde?
Het ritme van het dopen wordt onderbroken. De handeling, die mogelijk is door complementair gedrag, hapert. Want de kwade oproeper heeft een schuldbewuste ootmoedige nodig. En nu staat daar iemand die niet-complementair gedrag vertoont. Sterker nog, het gedrag van Johannes komt tot stilstand. Wat heeft Johannes gezien, wat bracht hem uit zijn ritme, van zijn stuk?
Wat ik hierna ook zal bedenken, ik realiseer me dat mijn ingeving tot stand komt vanuit een specifieke vraagstelling en een specifieke situatie. Ik zou hier, om het vervolg te kunnen verantwoorden, mijn doopceel moeten lichten om zodoende begrip te krijgen voor wat ik verder bedenk. Ik zou moeten schetsen hoe ik na een traditionele katholieke opvoeding in de zestiger jaren de weg van het verzet tegen de burgerlijke, kapitalistische samenleving in sloeg. Hoe ik na omzwervingen toch nog terecht kwam in de wereld van de theologie. En hoe ik de golf van de secularisering kon weerstaan omdat mijn godsbeeld vrij eenvoudig is: God = liefde (1Joh. 4, 16).
Dan kan er maar één ding gebeurd zijn: Johannes’ fanatisme smelt als sneeuw voor de zon omdat hij ineens iemand voor zich ziet die liefde uitstraalt. Geen schuldgevoel, geen passief ondergaan, geen gebogen hoofd en ootmoed; iemand die Johannes liefdevol aankijkt. Dát moet er gebeurd zijn!
Maar waarom eindigt het verhaal daar dan? Voor hetzelfde geld had Johannes kunnen denken: nou, deze is al aardig op de goede weg! Maar het verhaal van Johannes eindigt hier (en een stukje verderop nog wat dramatisch aangezet met zijn onthoofding, alsof er ook écht een hoofdstuk wordt afgesloten). Hier eindigt een perspectief op mens en wereld dat vanaf dat moment fundamenteel anders wordt ingezet. Johannes gaat niet meer gebukt onder de druk van ‘de wereld’ die bedreigd wordt en ‘de mensen’ die op de verkeerde weg zijn. Voor hem gloort nu de vrijheid van de liefde. Doe wat je doet met liefde, dan is het goed. ‘De wereld’ en ‘de mensen’ hebben niet meer het initiatief, de liefde heeft het initiatief. Johannes’ kwaadheid en verlangen, zijn vrees en hoop, zijn aanklachten en activisme komen tot rust.
3.3. En nu?
Waar vindt mijn hart rust? Voor mij resulteert deze kennismaking met de ervaring van Johannes de Doper in twee voornemens.
Ten eerste: zoek de rust.
Voor mij betekent dat om te beginnen matigheid in het consumeren van nieuws omtrent de situatie in de wereld. Voorts betekent het dat mijn gewoonte om tijd voor ‘niets doen’ te nemen opnieuw opgepakt en beoefend/geoefend moet worden. ‘Niets doen’ kan overigens ook wandelen zijn, of lezen, of op een bankje naar de rivier kijken.
Ten tweede: hernieuw zeer geregeld deze ervaring van Johannes de Doper. Iedere avond vóór het slapen gaan bijvoorbeeld? Na verloop van tijd zou er een houding kunnen ontstaan, die vergelijkbaar is met de rust van Johannes.
In feite heb ik zojuist twee kenmerken van deugdzaam leven beschreven: streef matigheid na in het consumeren (van nieuws maar eigenlijk van alles wat er te consumeren valt) en oefen, zodat er een gewoonte, een ‘habitus’ kan ontstaan.
Over de deugd van matigheid zei Thomas van Aquino ooit dat de zin ervan gelegen is in de gemoedsrust. Ook anderen spreken in deze zin over matigheid: het leidt tot innerlijke harmonie, vriendschap van de mens met zichzelf, zelfliefde.
En zo kan er een oriëntatie ontstaan in deze hectiek van de crisis tijdens de crisis tijdens de crisis. Een oriëntatie op oefenen en voor ogen houden dat het initiatief ligt bij de liefde.