Matteüs 17, 1-9
Genesis 12, 1-4

 

Afgelopen zondag en begin van de week was hier in Nederland het noorderlicht te zien. Dat is wel heel uitzonderlijk, want normaal moet je daarvoor veel hoger in het noorden zijn. Afgelopen november waren we zelf nog een week in Noord-Noorwegen en mochten het daar elke nacht beleven. We weten weliswaar hoe het noorderlicht wetenschappelijk tot stand komt, maar als je het eenmaal mag aanschouwen dan is het magisch. En je snapt wel dat in de oude noordse mythologieën het noorderlicht een bijzondere rol speelt.

Het is alsof even de gordijnen openwaaien en je een blik mag werpen in de hemel. Dat het hemelse licht ons juist in de diepste nacht verlicht.

Wetenschappelijk gezien zullen Petrus, Jacobus en Johannes geen noorderlicht gezien kunnen hebben, maar zij zagen wel het hemelse licht. Ze zagen hoe Jezus, Mozes en Elia opgingen in dit licht. En wie zo eenmaal de hemel gezien heeft die wil daarna niet meer terug naar de aarde. Petrus roept dan ook  meteen: laten we hier drie tenten opslaan.

Dat verlangen naar de andere wereld hoor je ook terug in de Johannes- of Matteüspassion van Bach. Misschien heb je al een kaartje voor de uitvoering van het Bachkoor of voor een ander concert ergens in de veertigdagentijd. In de aria’s waar het lijdensverhaal bespiegeld wordt klinkt vaak iets doorheen van een verlangen naar de dood. Dan namelijk is het jammerdal van het leven voorbij en kan je je tenten opslaan in de eeuwigheid. Niet dat de mensen in de tijd van Bach graag dood wilden, maar de dood en de verrijzenis werden toch gezien als een verlossing uit het gezwoeg van dit leven. – Laten we daar drie tenten opslaan.

Maar Petrus heeft het nog niet gezegd of het licht is alweer gedoofd. Mozes en Elia zijn verdwenen en ook de stem uit de hemel is verklonken. Ze staan er weer zoals ze gekomen waren. Petrus, Jacobus, Johannes en Jezus; met beide benen op de grond. En ze dalen weer af naar het gewone leven. – Hoewel, dit gewone leven is vanaf dat moment een ander leven geworden. Vanaf nu is het doordrongen van het licht.

Het is daarom ook niet de bedoeling dat je zoals in de tijd van Bach zo snel mogelijk je tent opslaat in de hemel, maar het is de bedoeling dat je met je tent op de rug in dit leven onderweg bent met de hemel voor ogen.

En net als het noorderlicht ons iets laat zien van wat groter is dan wijzelf, zo is ook het licht wat Petrus, Johannes en Jacobus gezien hebben omvattender dan alleen dit ene moment op de berg. Het is dan ook een mythologisch verhaal. Petrus, Johannes en Jacobus, dat zijn wij. En de hemel die zij even hebben mogen zien, die waardeert ook ons leven op.

Onze eerste lezing is net zo’n mythologisch verhaal. De roeping van Abraham. ‘Trek weg uit je land, en ga naar het land dat ik je zal wijzen.’ Trek weg met de hemel voor ogen. Trek weg met het land voor ogen dat ik je zal wijzen. – Je zou nu kunnen denken dat dit een wat wonderlijk verhaal is van de roeping van Abraham, maar het is veel meer. Dit stukje uit het boek Genesis, dat is niet alleen de roeping van Abraham, maar het is de roeping van ons allemaal. Hier begint het verhaal van God met zijn mensen.

En God met zijn mensen, dat is een verhaal van onderweg zijn met de belofte in je rug en met de hemel voor ogen. ‘Om te gaan een wereld wijd’, zoals we gezongen hebben.

Onze eerste lezing beschrijft dus het begin, en onze tweede lezing geeft ons zicht op het einde. Maar beide lezingen wijzen op de weg daar tussenin. Het begint met dat God ons roept, ik zal je zegenen en een bron van zegen zul jij zijn. Dus, hup op weg met je. En met Abraham, gaan we dan ook op weg. En bij het einde mogen we ook niet blijven. Je zou het wel willen, en je zou er je tent willen opslaan, maar nee, Jezus neemt Petrus, Johannes en Jacobus, ons dus, weer mee naar beneden. Laat je tent maar in je rugzak zitten en ga op weg.

Maar zo wordt het wel een heel bijzondere weg. Niet alleen maar een weg van wieg tot graf. Maar een weg die je gaat met de roeping dat je tot zegen mag zijn. En een weg met de hemel voor ogen.

En af en toe is het net als met het noorderlicht. Alsof even de gordijnen openwaaien en dan schijnt de zegen van het begin en het hemelse licht van het einde er al doorheen. Dan zit je misschien in de diepste nacht van je leven, maar dan nog weet het licht, net als bij het noorderlicht, er toch doorheen te komen. Of je mag ervaren hoe de ander voor jou een zegen mag zijn en voel je hoe het licht wordt om je heen. En soms schijnt de zegen vanaf het begin en het licht vanaf het einde zo sterk op je weg dat je roept: laten we hier drie tenten opslaan.

Maar dan pakken we de tenten gauw weer in en gaan vol vertrouwen op weg, ‘om te gaan een wereld wijd.’

 

Ekkehard Muth, 5 maart 2023