Lucas 3, 1-6Baruch 5, 1-92e advent
Vandaag wordt in Parijs de nieuwe Notre Dame gewijd. Weet je nog, vijf jaar geleden, de dag na Palmzondag, stond de Notre Dame opeens in lichter laaie. Waarschijnlijk heb je de beelden nog goed voor ogen: de uitslaande vlammen op het dak, en vooral de beelden hoe la flêche, de pijl, dus hoe die dunne toren boven het kruisgewelf instortte werden iconisch.
Met die pijl, met la flêche stortte niet alleen een toren in, maar het voelde alsof daarmee ook een wegwijzer naar het licht instortte. Een wegwijzer die we in onze tijden meer dan ooit nodig hebben.
In Frankrijk is de secularisatie nóg veel verder dan dat het in Nederland al het geval is, en toch was het meteen duidelijk dat hier niet alleen een gebouw van een kerkgemeenschap in brand was gevlogen, maar dat hier een symbool in vlammen stond voor de hele christelijke traditie wereldwijd, ook al doe je daar niets meer mee. Het was alsof de lange stroom van de joods christelijke traditie afgekapt werd, het baken van onze beschaving ging in vlammen op.
En dat kon je ook op de tv-beelden zien. De Parijsenaren dromden samen met duizenden gelijk. En wat mij bijzonder is bijgebleven is dat zij opeens begonnen te zingen: ‘Sainte Marie, Mère de Dieu, priez pout nous pauvres pécheurs, maintenant et à l’heure de notre mort.’ Heilige Maria, moeder van God, bid voor ons zondaars nu en in het uur van onze dood. Het weesgegroet dus. Gelovige en ongelovige mensen stonden schouder aan schouder, sommige op hun knieën, op hun telefoons de tekst, die zij al lang vergeten waren: Heilige Maria, moeder van God…
En toen die pijl, dat baken instortte ging een schreeuw door heel Parijs. La flêche, de wegwijzer werd verzwolgen door de vlammenzee. Ook al doe je niets meer met het geloof, toen die wegwijzer wegviel werd de leegte ondragelijk.
In die leegte, in de woestijn, “in het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius,’ lezen we in het evangelie, ‘toen Pontius Pilatus Judea bestuurde, en Herodes tetrarch was over Galilea … en toen Annas en Kajafas hogepriester waren, richtte God zich in de woestijn tot Johannes, de zoon van Zacharias.’ Lucas geeft het heel precies aan, en daarbij noemt hij ook gelijk alle hoofdrolspelers die later het licht van Jezus zullen gaan doven. Maar midden tussen al die heersers die alles op alles zullen zetten om het licht te doven, midden in de duisternis richt God zich tot Johannes en maakt hem tot wegwijzer naar het licht.
‘Maak de weg van de Heer gereed,’ zoals Jesaja dat ooit heeft opgeschreven, ‘maak recht zijn paden! Iedere kloof zal worden gedicht, elke berg en heuvel geslecht.’ En jij, Johannes, bent de wegwijzer. Jij bent de wegwijzer naar het licht.
Vandaag, vijf jaar nade verschrikkelijke brand, wordt de Notre Dame in alle glorie heropend. Zij is nog mooier geworden, licht en helder. En ook la flêche, de wegwijzer naar het licht staat weer fier overeind.
En ook wij hebben vanochtend weer het tweede lichtje op de adventskrans aangestoken. Midden tussen de Tiberiassen van onze tijd, tussen de Pontius Pilatussen, de Herodessen, tussen alle krachten die het licht willen doven, de Annassen en de Kajafassen, juist daar ontsteken we het licht. Midden in een wereld waar de heersers met hun grote ego’s het welzijn van hun mensen aan hun laars lappen, waar we marchanderen met vluchtelingen en waar we met een fooi de vervuiling van onze aarde willen afkopen, ontsteken we een licht. En ook midden in het gedoe wat we in het klein met elkaar hebben steken we toch weer het licht aan. – En niet alleen één licht, maar vandaag alweer het tweede licht. Twee pijlen, twee wegwijzers naar het licht. En de volgende lichtjes staan al klaar.
Net als Johannes in de woestijn staat het licht van de adventskrans in ons midden. Daar willen we naartoe. En ook al zijn we zelf vaak genoeg bezig om het licht te doven, toch verlangen we naar het licht. Toch zoeken we naar wegwijzers naar het licht. Wegwijzers naar wat de profeet Baruch in onze eerste lezing met poëtische beelden beschrijft:
‘Leg het gewaad van je verdriet en je lijden af … sla de mantel van Gods gerechtigheid om en zet de kroon van de luister van de Eeuwige op je hoofd … Elke hoge berg en iedere aloude heuvel (gebied Hij) hun hoogte te slechten, en elk ravijn zich te vullen, opdat de aarde geëffend zou worden.’ Dat we het gewaad van verdriet en lijden kunnen afleggen, en dat we mogen leven met het hoofd in het licht – daar verlangen we naar. En dat onze moeizame wegen effen en vlak mogen worden.
Midden in de woestijn, midden op alle onbegaanbare wegen richt God zich tot Johannes en maakt hem tot wegwijzer naar het licht. Midden tussen alle krachten die het licht willen doven steken wij het tweede lichtje aan. – Dat wijzelf wegwijzer naar het licht mogen zijn.
Ekkehard Muth, 8 december 2024