Marcus 1, 29-39
Job 7, 1-4; 6-7

Misschien herken je het wel: op een druilerige zondagmiddag schuif je in de mensenmassa door de Ikea. Je hebt inmiddels een beetje een lege blik want al die prikkels zijn gewoon teveel. Het is ook niet zo dat je zelf loopt, je wordt eerder voortgeduwd. Je kunt ook niet echt wat vinden, en om de leegte wat te verzachten neem je aan het eind nog wat voorverpakte Zweedse gehaktballetjes mee. – Ik hoop dat het jou nooit is overkomen, maar je weet geloof ik wel wat ik bedoel.

Dat is precies het gevoel wat Job in onze eerste lezing ook beschrijft. ‘Maanden van leegte heb ik ervaren… nooit meer zal mijn blik het goede aanschouwen.’ ‘Als ik ga slapen, vraag ik: “Wanneer sta ik weer op?” Maar de avond duurt en duurt.’ Je bent al dood nog voor dat je gestorven bent.

En toch, je zou er bijna overheen lezen, zegt Job opeens: ‘onrust vervult me tot de ochtendwind komt.’ Onrust. Ook al kabbelt zijn leven voort, afgestompt als op een druilerige zondagmiddag bij Ikea, toch is daar weer een teken van leven, namelijk: de onrust.

Voor Augustinus is de onrust hét kenmerk van ons bestaan. ‘Onrustig is ons hart totdat het rust vindt in U.’ Nu zou je kunnen denken dat Augustinus ons aanmoedigt om dan maar zo snel mogelijk de rust bij God op te zoeken, maar die vind je pas echt als je dood bent. En dat is van later zorg. Waar het Augustinus om gaat, dat is ons léven. ‘Onrustig is ons hart’ – zolang je namelijk de onrust maar voelt, leef je. Het gaat er niet om dat je zo snel mogelijk rust vindt, maar het gaat erom dat je leeft. En dan niet met lege ogen op een druilerige zondagmiddag, maar dat je leeft met ogen die naar iets uitzien. Dat je gedreven wordt, niet door een afgestompte massa, maar door verlangen. Dat je leeft met een richting omdat die onrust jou voortduwt en richting geeft. – ‘Onrustig is ons hart’, zo leef je.

De mensen in ons evangelie kennen die onrust maar al te goed. De schoonmoeder van Simon ligt ziek op bed en zoals we Simon Petrus later leren kennen zal hij waarschijnlijk Jezus gevraagd hebben om naar haar te kijken. Ze wordt meteen gezond en voelt zich weer kiplekker. Als een lopend vuurtje gaat het nieuws natuurlijk door het hele dorp, en binnen de kortste keren is het anders zo rustige dorpje in rep en roer. Het blijkt dat onder het rustig voortkabbelende leventje de onrust nooit helemaal weg is geweest en opeens steekt de onrust weer de kop op. Uit alle hoeken brengen de mensen zieken en bezetenen naar het huis. De menigte voor de voordeur wordt alsmaar groter.

Opeens krijgt je leven weer richting. Natuurlijk willen de mensen in eerste instantie dat de zieken weer beter worden. Maar hun genezing is ook een voorafspiegeling van de nieuwe wereld waar ons hart rust vindt in God. Opeens ben je niet meer tevreden met dat pakje Zweedse gehaktballetjes, nee, je wilt een nieuwe wereld, genezing, vrede en geluk. Je wilt niet wat Job ondervindt: ‘mijn dagen gaan sneller dan een weversspoel, ze haasten zich naar een einde zonder hoop.’ Nee, je wilt dat jouw dagen ingeweven zijn in wat je leven overstijgt.

Daar is de onrust weer. ‘Onrustig is ons hart,’ de mensen beginnen weer te leven. Zoals ze op weg gaan naar het huis waar Jezus zit, zo krijgt hun leven weer richting en een bestemming. Geloven betekent dat je leeft met die onrust. En als Jezus zich even terugtrekt om bij te komen, lopen de leerlingen achter hem aan: ‘Iedereen is naar u op zoek!’ Niemand meer die met een lege blik doelloos door het leven wil schuiven. Nee, iedereen is tot leven gekomen, want leven met een onrustig hart, dat is pas leven.

En zo vindt Jezus zijn bestemming, namelijk: de onrust weer aanwakkeren. In hoofdstuk 1 van het evangelie staat Jezus nog aan het begin van zijn loopbaan.’Laten we ergens anders heen gaan,’ zegt hij dan ook, want er moeten nog meer mensen weer tot leven komen. Dat we weer leven met een onrustig hart, dat we weer leven met een richting, dat we leven met verlangen, ‘daarvoor ben ik immers op weg gegaan.’

Augustinus heeft dat goed gezien: ‘onrustig is ons hart totdat het rust vind in U.’ Dat we leven op-zoek-naar-u, dat we ons niet in slaap laten sussen door de leegte. Maar dat we mogen leven met een onrustig hart. Zo moge het zijn.

Ekkehard Muth, 4 februari 2024