Lucas 24, 13-35

Emmaüsgangers 2023

 

Net als Kleopas en de andere leerling ben je bekaf, teleurgesteld, en van lieverlee, ga je maar op weg naar jouw Emmaüs. Je moet wat.

Je had zoveel hoop dat de ziekte zich misschien rustig zou houden, je hoopte dat jullie relatie misschien een nieuwe impuls zou krijgen, of welke hoop je ook maar koesterde. Je bleef hoop houden dat het goed zou komen. En je had dromen. Wat als… Wat zou het een droom zijn als… Uiteraard waren er tegenslagen, maar je kon je niet indenken dat die droom het niet zou winnen. En natuurlijk waren er beren op de weg, maar de hoop bleef sterker.

Maar het is allemaal anders gegaan, het heeft allemaal anders uitgepakt, en opeens leidt jouw weg niet naar je droom maar naar Emmaüs. Je zit nog je wonden te likken en je praat nog een beetje over en weer. Maar terwijl je zo onderweg bent blijkt er opeens iemand mee te gaan. Je hebt het nog niet door, maar achteraf zal je zeggen: ‘brandde ons hart niet?’

In de volksmond zeggen we dan: ‘waar een deur dichtgaat, gaat een raam open.’ Dat klinkt een beetje plat en goedkoop, en zolang je nog tegen wil en dank onderweg bent naar Emmaüs kan je zo’n spreuk zeker niet waarderen. – Maar bij de twee leerlingen gaat een raam open, ze hebben er nog geen oog voor, maar achteraf zullen ze zeggen: ‘brandde ons hart niet’, voelden we niet al de frisse wind?

Achter de ezel aan waren zij Jeruzalem binnengetrokken. Net als de mensen langs de weg hadden zij in overdrachtelijke zin al jarenlang voor Jezus hun kleren op de weg gelegd. Alles achter gelaten, hun laatste hemd gegeven. Die intocht met de ezel had een doorbraak moeten worden: bevrijding, een nieuwe bestemming, een nieuwe wereld. De vervulling van de eeuwenoude droom, de droom waarvoor de voorouders veertig jaar door de woestijn getrokken zijn. De droom die hen in de Babylonische ballingschap overeind heeft gehouden. De droom die eeuwenlang door de profeten werd verkondigd.

Maar het eindigde aan het kruis. En nu zijn ze op weg terug. Terug naar af. Nooit meer wilden ze daarnaartoe terug moeten keren. Nooit meer terug naar het oude leven. Toen Jezus hen riep hebben ze het maar al te graag achter zich gelaten. Wat heb je an dat oude leven wanneer de droom wenkt? En liever gisteren dan vandaag waren ze met hem meegegaan. Maar nu zijn ze op de weg die zij hoopten nooit meer te hoeven gaan.

Maar die weg met halverwege die troosteloze pleisterplaats Emmaüs wordt opeens een heel andere weg. Opeens gaat er iemand mee. Het is alsof die droom weer oplaait alsof ze weer opveren. Misschien leidt de weg weliswaar geografisch terug naar af, maar hun hart brandt alsof ze op weg zijn naar de belofte. En ’s avonds blijkt niet Jeruzalem de plaats van de vervulling te zijn, maar gebeurt het in het nietszeggende Emmaüs.

Misschien denk je nu aan je eigen wegen naar Emmaüs die je hebt moeten gaan. Daaraan dat er een deur dichtging en een raam open. En als je terugkijkt merk je misschien achteraf dat je die weg niet alleen hoefde te gaan. En doordat hij meeging werd het toch een weg vooruit.

Dat we telkens weer op weg mogen zijn naar zo’n Emmaüs. Dat  we net als Kleopas en de andere leerling die weg sámen gaan. En dat hij met ons meegaat. Zo moge het zijn.

 

Ekkehard Muth, 23 april 2023