Jeremia 31, 7-9
Marcus 10, 46-52

Toen onze oude buren hun huis wilden verkopen was het de tijd dat de huizen wel jaren te koop stonden voor dat iemand het wilde hebben. Dat kunnen we ons bijna niet meer voorstellen. Ze wilden kleiner gaan wonen want het onderhoud en de tuin werd hen teveel, maar er wilden maar geen kijkers komen.

Op een gegeven moment begonnen zij hun huis te schilderen, er kwamen nieuwe meubels en alles werd helemaal gestijld. Ze hadden een binnenhuisarchitecte ingehuurd en die vertelde hen dat mensen wanneer ze een huis bekijken zich tegenwoordig niet meer kunnen voorstellen hoe het eruit zal zien als zij het eenmaal zelf gaan inrichten. Zij kunnen niet door de inrichting van de oude eigenaren heen kijken, en zij kunnen zich niet voorstellen hoe hun eigen meubels in de kamer zullen staan.

Dus de mooie rode muur werd grijs geverfd, de barokke bank van de buren werd vervangen door een saai strak model, en ze leefden vervolgens nog twee jaar lang in een toonzaal totdat eindelijk een koper kwam. Deze koper begon onmiddellijk weer te verven en te behangen, en we hebben er hele aardige buren aan.

Waarom vertel ik dat? Omdat gelovig zijn continu betekent om alsmaar weer door de inrichting van deze wereld heen te kijken, en om zich voor te stellen hoe de wereld eruit zal zien wanneer we ze naar de smaak van God zullen inrichten. We houden, zoals twee weken geleden, roze vieringen omdat we van een wereld dromen waarin lhbti+mensen er gewoon bij horen. We houden elke zondag communie om nieuwe mensen te worden, lichaam en bloed van Christus. We blijven nooit stilstaan bij zo is het nou eenmaal, maar als je gelovig bent dan zie je je leven altijd in een groter kader; dan is er altijd licht na het donker, dan is er altijd hoop. En komende zondag vieren we Allerzielen omdat er zelfs na de dood nog leven is. – We zijn als mensen die een nieuw huis bezichtigen, en voor ons innerlijk oog zien we al hoe we het helemaal opnieuw gaan inrichten.

Daarom zegt Jezus tegen Bartimeüs: ‘uw geloof heeft u gered.’ Want Bartimeüs was dan weliswaar blind, maar hij heeft meer gezien dan de omstanders die hem afsnauwden.

De omstanders wilden dat alles zo blijft zoals het is. De feestelijke intocht van Jezus, en de notabelen die meeliften in zijn glorie, een eer voor de hele stad, en het volk moest maar vooral langs de weg staan juichen. Dan moet je het niet zo’n stoorzender hebben.

Maar als Jezus blijft staan en zegt dat ze Bartimeüs bij hem moeten brengen, dan pakken dezelfde mensen die hem net nog afsnauwden ook dat weer aan om bij Jezus gladjes in het gevlei te komen. Luid, zodat Jezus het vooral kan horen zeggen ze tegen Bartimeüs: ‘Houd moed, sta op, hij roept u.’

Jezus hoort niet bij de mensen die alles willen houden zoals het is, integendeel, hij is juist gekomen om het huis van deze wereld flink anders in te richten. En hij voelt feilloos aan dat de blinde Batimeüs de nieuwe inrichting beter kan zien dan al die omstanders die weliswaar kunnen zien, maar die niet verder kijken dan het-is-zoals-het-is.

Ondanks dat Bartimeüs blind is kan hij de nieuwe wereld met zijn gelovige ogen namelijk wel degelijk zien. Een wereld waarin blinden weer zien, waarin mensen net als hij duidelijk voor ogen hebben hoe de wereld anders kan. Een wereld waarin wij door alle oorlog heen kijken en de vrede al zien, waarin we ons niet een vluchtelingencrisis laten aanpraten, maar waar we zien hoe alle mensen een vervuld leven kunnen leiden. Een wereld waarin we niet de manier van berekenen aanpassen, maar waar we echt iets doen aan armoede. – En zo ziet de blinde Bartimeüs wellicht nog veel meer. En zo zien wij hopelijk veel meer.

Jezus roept hem bij zich omdat Bartimeüs weliswaar blind is, maar omdat hij de nieuwe wereld wel degelijk scherp en duidelijk kan zien. Omdat hij daarin gelooft; ‘uw geloof heeft u gered.’

Als gelovigen zijn we altijd wel Bartimeüssen. Niemand heeft de nieuwe wereld nog gezien, maar we hebben er wel een beeld van. En in de afgelopen jaren zijn we als geloofsgemeenschap wellicht nog meer als Bartimeüs. Met de nieuwe wereld voor ogen, met het verlangen voor ogen om op een nieuwe manier samen met mensen op te trekken naar de nieuwe wereld werden we na onze eerste verhuizing gauw afgesnauwd. Neem niet zoveel ruimte in, roep niet zo luid over kerkelijke dingen. Maar we bleven trouw aan ons geloof en aan ons verlangen, en hier in de Goede Herder kregen we de ruimte die we nodig hadden. Hier konden we ons herbezinnen op wat we misschien niet goed kunnen zien, maar waar we wel voor willen gaan. En nu lijkt er ruimte te komen in de Stevenskerk, Els zal er zo meer over zeggen, en we zullen er samen verder over doorpraten. Net als Bartimeüs zullen we de mantel moeten afgooien en de sprong in het diepe wagen. Maar als er een plek is waar we voor ons geloof kunnen gaan dan is het wel de plek waar al 750 jaar lang mensen bij elkaar komen om te vragen: ‘Rabboeni, zorg dat ik weer kan zien.’

Dat we mogen zien wat we met ons gelovig oog al lang gezien hebben. En wellicht wordt er na lange omzwervingen tegen ons gezegd: ‘uw geloof heeft u gered.’

Ekkehard Muth, 27 oktober 2024