Viering van de Kerstnacht 2022

Woord van welkom

Welkom op de nieuwe plek van Stadsklooster Mariken hier in de kapel van Sancta Maria. Op de adventszondagen gingen we stap voor stap op weg naar het licht, en tegelijkertijd namen we stap voor stap afscheid van de Boskapel. Je moet het maar durven, je moet een hart in het lijf hebben. En dat hart hebben we ook meegenomen. Het hart van Augustinus, waarvan hij zegt: keer terug naar je hart en herken daarin de schepper ervan. We hebben het hart meegenomen wat we in de Boskapel hadden liggen en wat hier opnieuw een plek zal krijgen. Elke viering hebben we er ons steentje aan bijgedragen en daaruit is dit prachtige hart gemaakt. Het hart van ons allemaal, wat hier in de nieuwe kapel verder gaat kloppen.

Deze kapel moet het hart worden van Sancta Maria; een plek waar het hier-en-nu en het overstijgende samen met elkaar optrekken, een plek om het leven te vieren, een plek voor concerten, tentoonstellingen, conferenties, voor gewoon een babbeltje en een kopje koffie tussendoor. En ook een plek voor wat ons heilig is.

Wellicht is vanavond deze kapel voor ons de stal waar we naartoe gekomen zijn. In onze kerkgemeenschap maakten we daar de afgelopen tijd wel eens grappen over, want net als in de stal van Bethlehem is er ook hier nog geen verwarming en de reparatiewerkzaamheden zijn nog niet afgerond. Maar eigenlijk past het ons ook wel om in deze kerstnacht onze allereerste viering te houden op een plek die nog niet af is.

Fijn dat we vanavond hier gekomen zijn. Misschien kunnen we juist hier het pasgeboren kind nog beter ontmoeten. En misschien kunnen we in deze kapel die nog niet af is juist bijzonder goed stilstaan bij ons eigen geboren-worden. Laten we meegaan met de herders naar de stal, laten we op weg gaan naar nieuwe geboorte.

In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen

 

Overweging

Lucas 2, 1-20

Maria en Jozef gaan op weg naar Bethlehem. Maria is hoogzwanger en kan de tocht bijna niet aan. En Jozef is nog steeds een beetje confuus van het idee dat zijn geliefde zwanger is door de heilige geest. Ondertussen draagt de ezel geduldig hun bagage en af en toe draagt hij ook Maria wanneer zij zich moet uitrusten. Zo zijn zij op weg.

Zo zijn wij afgelopen zondag ook hier gekomen. Ook wij zijn op weg gegaan met een ezel – het waren er zelfs twee – die een prachtige houten kar trokken met onze liturgische voorwerpen, en daarmee met alles wat we als kerkgemeenschap zijn. En ook wij zijn een beetje beduusd omdat we de vertrouwde Boskapel verlaten hebben, en omdat we nog niet zo goed weten wat ons hier in ons nieuwe onderkomen te wachten staat. En tegelijkertijd, net als Maria ook: hoogzwanger, omdat we het idee hebben dat deze verhuizing wellicht een nieuwe geboorte zou kunnen betekenen.

Misschien hebben diegenen onder ons die hier al langer wonen dat gevoel ook: dat je komst hiernaartoe voor jou een nieuwe geboorte was. Dat je niet alleen dit lichaam bent, en dat jouw leven niet alleen is wat jij ervan gemaakt hebt, maar dat jou ook iets gegeven is wat jou overstijgt.

In het christendom, net als trouwens in alle religies, staan we in het ritme van het jaar stil bij alle gebeurtenissen die ons leven uitmaken. Bij onze geboorte, bij de kracht van ons leven, bij ziekte en leed, en bij onze dood. En net als in alle godsdiensten zien we ons leven ingebed in een kader wat ons leventje hier overstijgt. Daarom beginnen we eigenlijk al vóór onze geboorte, zien we de kracht van ons leven als een weerspiegeling van onze bestemming, voelen we dat ons ook in ziekte en leed nog perspectief wordt gegeven, en durven we ook verder te kijken dan de dood.

Zo gaat het vandaag in deze kerstnacht ook om óns geboren worden. We vieren in deze nacht de geboorte van dit wonderlijke kind in de kribbe. We vieren dat God zelf mens geworden is. Maar misschien proef je ook dat je in deze kerstnacht hier gekomen bent op weg naar jóuw nieuwe geboorte.

In het christendom zeggen we: dat Gód in jou geboren wordt. Maar voel je vooral vrij om het met andere woorden te zeggen. Dat je niet alleen ooit biologisch ter wereld gebracht bent, maar dat net als bij Jezus jouw geboorte haar oorsprong óók heeft in het goddelijke. Dat je het niet alleen moet doen met het hier en nu, maar dat je een roeping hebt die verder reikt dan je dagelijks geploeter. Dat je het niet alleen moet doen met wat jij ervan gemaakt hebt maar dat je telkens weer opnieuw jouw bestemming geboren voelt worden.

Of om het maar met Jesaja uit onze eerste lezing te zeggen: dat je niet blijft ronddolen in het duister, maar dat je een schitterend licht ziet. Dat het juk wat op jou drukt, de zweep die jou alsmaar harder doet rennen, verbrijzeld worden. Dat de dreunende laarzen en de mantel vol bloed verbrand worden, en dat er aan de vrede geen einde zal komen. Dat je uit het donker geboren wordt om te leven in een helder licht.

Zo ben je steeds op weg naar nieuwe geboorte. Augustinus, de oude kerkvader en onze inspirator, zegt: ‘keer terug naar je hart en herken daarin de schepper ervan. Daarbuiten dool je rond, vervreemd van jezelf’; dus elke keer als je door alle afleidingen en beslommeringen heen op weg gaat terug naar je hart, elke keer dat je toegeeft aan het visioen, elke keer dat het je gegeven is om je weer te verbinden met de overstijgende dimensie van je bestaan, dan word je opnieuw geboren. Dan wordt God in jou mens. Naast dat je ooit lichamelijk geboren bent en dat je ter wereld gebracht bent in het het hier en nu, word je alsmaar weer geboren als mens in wie God ter wereld komt.

Zo vieren we vannacht ook jouw geboren worden. Vaak heb je dat niet eens door. Maria en Jozef gingen op weg, maar ze wisten nog niet half wat hen overkwam. Als bewoner van dit huis ben je op weg, maar het pakt wellicht elke dag anders uit. Als Stadsklooster Mariken gingen we op weg, God zegene de greep. En wij allen gingen in deze nacht op weg naar deze kapel die, niet qua sfeer en intentie, maar bouwkundig gezien toch nog iets weg heeft van een stal.

Maar ook de herders gaan op weg en ze openen ons de ogen. ‘Transeamus’, laten we gaan, letterlijk: laten we oversteken; oversteken wellicht naar je hart. En ze gaan op weg, halsoverkop, en ze komen naar de stal en treffen daar Maria en Jozef aan en het pasgeboren kindje, en ze treffen ons allemaal aan en hoe wij opnieuw geboren worden. En terwijl ze zichzelf horen vertellen wat zij van de engelen gehoord hebben merken ze dat ook zijzelf geboren worden. ‘Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden.’

Dat we steeds weer opnieuw verbaasd mogen staan. Dat we steeds weer geboren mogen worden. In deze kerstnacht en alle dagen. Zo moge het zijn.

 

Ekkehard Muth, 24 december 2022