Veel te laat heb ik jou liefgekregen
Als Stadsklooster Mariken zijn we voortgekomen uit de gemeenschap rond het klooster van de Augustijnen hier in de Boskapel. Daarom laten we ons zo graag inspireren door de oude kerkvader Augustinus. Augustinus leefde van 354 tot 450 en binnen kort viert hij dus zijn 1667ste verjaardag.
Je kan niet bepaald zeggen dat Augustinus veel ophad met homoseksualiteit en diversiteit. Maar tegelijkertijd was hij een vurige aanjager van vernieuwing. ‘Trek steeds verder’ preekte hij, ‘wees nooit tevreden met waar je nu staat’, ‘stilstand is achteruitgang’. Als één van de vier kerkvaders is Augustinus degene die het vernieuwings-gen ingebracht heeft. Ik durf zelfs te zeggen dat de vernieuwingsdrift die zo in onze cultuur zit ingebakken teruggaat op Augustinus.
En daarom durf ik ook te zeggen dat Augustinus vandaag de dag waarschijnlijk een stevige bondgenoot zou zijn van de regenbooggemeenschap. We hebben het net gelezen, waarschijnlijk zou hij vandaag de dag erkennen: ‘U hebt geroepen en geschreeuwd en mijn doofheid doorbroken. U hebt over mij gebliksemd, uw licht laten stralen, en mijn blindheid verdreven.’
Dit stuk komt uit zijn Belijdenissen, zeg maar zijn spirituele biografie. Daarin legt hij zijn cv naast zijn zoektocht naar God. En zijn leven en zijn zoektocht liepen niet bepaald vroom en rechtlijnig:
Toen hij 16 was kreeg hij een vriendin met wie hij tot zijn 32ste zou samenleven. Ze zijn nooit getrouwd maar ze krijgen samen een zoon, Adeodatus. Maar met de jaren verlangt het feestbeest Augustinus steeds meer naar een kloosterachtige leefgemeenschap. In totaal onderneemt hij vier pogingen om samen met vrienden, getrouwd en celibatair tot zo’n leefgemeenschap te komen. Het is niet duidelijk hoe, maar ergens raakt het daarbij uit met zijn vriendin, en Augustinus maakt na verloop van tijd carrière als bisschop. – Je zou het kunnen vergelijken met een coming-out op latere leeftijd.
‘Laat, laat heb ik U liefgekregen’ schrijft hij daarom in zijn Belijdenissen. Pas laat heb ik gezien, zoals hij schrijft: ‘Zie, U was in mij, maar ik zocht U buiten.’
En dit is dan ook meteen de kern van zijn theologie en zijn spiritualiteit: God is in mij en God is in jou. Als je God wilt zoeken, dan moet je bij de ander zijn en bij jezelf. Op een andere plek schrijft hij: ‘Keer terug naar je hart’ – Ap heeft het aan het begin voorgelezen. ‘Door overal rond te zwerven verdwaal je. Keer terug naar je hart.’
Je kan heel lang je eigen hart voorbijlopen. We hebben het van de week gezien. Dan ga je met je geld beleggen op een manier die niet verboden is, maar je loopt je hart, je moreel kompas voorbij. Of zoals de rechters nu achteraf moeten erkennen: ons hart heeft geroepen en geschreeuwd en gebliksemd, maar we zijn toch maar de letter van de wet gaan volgen. Dan kan je een leven lang voelen dat je niet zo goed past in de hokjes die jou voorgeschoteld worden. Ergens in de verte hoor je je hart roepen en schreeuwen en zelfs bliksemen. Totdat je eindelijk uit de kast komt. – Laat heb ik U liefgekregen, laat heb ik mij liefgekregen.
Als je eindelijk uit de kast komt dan keer je terug naar je hart. Eindelijk kom je bij wie je ten diepste bent. ‘En’, zegt Augustinus, ‘keer terug naar je hart, en zie daarin de Schepper ervan.’ Terugkeren naar je hart, dat is voor Augustinus terugkeren naar God – ‘U was in mij’. Je keert terug naar hoe God jou gemaakt heeft. Je keert terug naar hoe God jou bedoeld heeft. Niemand heeft God ooit gezien, maar in je hart, en in het hart van de ander, kan je God een beetje gewaar worden.
Dat is de grote ontdekking van Augustinus, het mensbeeld en het godsbeeld wat telkens weer vernieuwing mogelijk maakt: dat God in je hart zit, en in het hart van de ander. Dat God je grootste bondgenoot is, ook al kan je daar lang aan voorbijlopen. Dat je daarom maar beter bondgenoot van jezelf mag worden, bondgenoot van wie jij ten diepste bent. En dat we bondgenoten van elkaar zijn omdat God nou eenmaal in alle kleuren van de regenboog in ons is.
‘Ik zocht U buiten, maar U was in mij’, de spirituele coming-out van Augustinus. Veel te laat heb ik U liefgekregen, veel te laat heb ik ontdekt dat U mijn grootste bondgenoot bent. En veel te laat ben ik bondgenoot van U geworden, en daarmee ook veel te laat bondgenoot van mijzelf. Maar gelukkig ‘hebt u geroepen en geschreeuwd en mij doofheid doorbroken. U hebt over mij gebliksemd, uw licht laten stralen, en mijn blindheid verdreven.’
Laat heb ik U liefgekregen, laten we het niet nog later worden.
door Ekkehard Muth, 10 oktober 2021