1 Korinthiërs 13, 8-13 

‘Ik  zie je’. In alle religies gaat het om ‘ik zie je’ in de zin van dat je jezelf ziet zoals je bedoeld bent, en dat je de ander ziet zoals die bedoeld is. In het christendom noemen we die weg daarnaartoe ook weleens ‘omvorming’. Omvorming in Christus. Dat je steeds meer gelijk wordt aan Christus. Om onszelf daarbij te helpen delen we straks brood en wijn met elkaar om lichaam en bloed van Christus te worden; om brood en wijn te worden voor elkaar.

Als je gelovig bent betekent dat dus één grote, continue oefening in andersheid. Dat is ook de titel van de expositie met de schilderijen van Yette Rohde en Thijs Rutten hier om ons heen: ‘Andersheid’. Dat je je andersheid op het spoor probeert te komen – Paulus zegt: ‘nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben’ – dat je dus op het spoor probeert te komen van hoe je zelf gekend en bedoeld bent.

De mystica uit de 11e eeuw Hildegard von Bingen riep al: ‘Mens word wie je bent.’ En mijn naamgenoot, de dominicaan Meister Eckhart uit de 13e eeuw zei dat je je als mens moet ontdoen van al het geschapene en dat je terug moet keren naar het idéé dat God van je had voor dat hij jou schiep. Yette vertelde bij de opening van de tentoonstelling dat zij altijd eerst een schets maakt voor dat zij aan het schilderij zelf begint, en zij vroeg zich af, als we toch zoveel omvorming nodig hebben, had God dan niet beter eerst een schets kunnen maken voordat hij de mensen schiep. – Meister Eckhart denkt dus dat God wel degelijk een schets had, tenminste in zijn hoofd, en dat we naar die schets terug moeten keren.

En zo zijn er nog meer spirituele wegen om meer en meer te zien hoe je bedoeld bent. Maar Augustinus, de oude kerkvader uit de 4e eeuw, die ook aan de wortel ligt van Stadsklooster Mariken, Augustinus zoekt het veel dichter bij huis. Hij zegt: ‘Keer terug naar je hart en herken daarin de schepper ervan.’ Dus naarmate je terugkeert naar jezelf, hoe dichter je bij je oorsprong komt, namelijk bij God zelf.

Dan sta je voor de spiegel, zoals de mensen op de schilderijen van Thijs, en door wat je in de spiegel daadwerkelijk ziet heen kijk je naar hoe je jezelf droomt. Zou ik daar ergens kunnen zien wie ik werkelijk ben? – ‘Nu kijken we nog in een wazige spiegel maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben’ – Je tuurt in de wazige spiegel en het voelt alsof je terugkeert naar je hart. Ergens achter je spiegelbeeld vermoed je de oorspronkelijke schets van jezelf. Zoals op de schilderijen van Yette probeer je de mens te herkennen en te worden die je bent.

Je staat voor de spiegel en je hebt zomaar het vermoeden dat dat wat je achter je spiegelbeeld ziet zomaar zou kunnen zijn zoals jezelf gekend bent. Je droomt ervan dat je oog in oog staat met je diepste zelf. Die andersheid die je in die wazige spiegel ziet, zou dat wellicht kunnen zijn hoe ook die Ander (met hoofdletter) jou ziet? Het is één grote oefening in andersheid, een verlangen en vermoeden dat die andersheid onderdeel moge zijn van je omvorming. En in je verlangen zeg je tegen wat je ziet en tegen wat je droomt: ‘Ik zie je.’

En hoe graag zou je je andersheid ook willen láten zien, hoe graag zou je willen dat niet alleen je buitenkant gezien werd, maar ook je andersheid, zodat je compleet kon worden.

Toen Augustinus zei ‘Keer terug naar je hart’ had hij daarom ook niet een eenzame egotripperij voor ogen. Veelmeer bedoelde hij dat als je terugkeert naar je hart, dat je dan bij God uitkomt die jouzelf juist overstijgt, en die ons allemaal met elkaar verbindt. Dan ben je dus juist niet meer alleen, maar je bent onderdeel van een groot collectief van zeg maar: ten diepste gekenden.

Reden genoeg om tegen elkaar te zeggen: ‘ik zie je.’ Ik wil je niet alleen zien zoals ik jou zie, maar ik wil je proberen te kennen zoals jezelf gekend bent. ‘Ik zie je’, ik wil niet alleen naar jou kijken met mijn beperkte bril, maar ik wil met jou achter die wazige spiegel proberen te kijken. ‘Ik zie je’, want in je andersheid herken ik iets van de Ander.

Kijk om je heen en zeg: ‘ik zie je.’

Ekkehard Muth, 13 oktober 2024