Lezing                             Augustinus uit preek 189

Ga naar de kribbe en schaam u niet lastdier te zijn van de Heer.
Christus zult u dragen, u zult op weg niet verdwalen, de Weg zit op u.

Herinnert u zich dat ezeltje dat naar de Heer werd gebracht?
Dat zijn wij, niemand hoeft zich daarvoor te generen.
Laat de Heer maar op ons zitten en ons roepen waarheen Hij wil. Wij zijn zijn lastdier.

Wij zijn op weg naar Jeruzalem. Met Hem op de rug ervaren we geen last, maar verlichting. Met Hem als gids verdwalen we niet: wij gaan naar Hem, wij gaan door Hem, we gaan niet ten onder.

 

Augustinus over de ezel – preek 189

Met de ezel zijn Maria en Jozef naar Bethlehem gekomen. Met de ezel zijn wij van de Boskapel naar Sancta Maria verhuisd. De ezel staat bij de kribbe, samen met de os – omdat volgens Jesaja de os en de ezel hun Heer beter kennen dan de halsstarrige mensen (Jesaja 1,3). En gelukkig staat de ezel al klaar om de heilige familie op de vlucht voor Herodes naar Egypte te brengen. En later zal de ezel Jezus naar Jeruzalem brengen waar Jezus zijn heilswerk zal voltooien.

Kortom, zonder ezel was er waarschijnlijk nooit een christendom ontstaan; zonder ezel hadden wij elkaar nooit in een kerkgemeenschap gevonden en waren we ook nooit hiernaartoe verhuisd. Het is maar goed dat Augustinus dat gezien heeft, en dat hij de ezel in het zonnetje zet.

En Augustinus zou Augustinus niet zijn als hij er niet weer een bijzondere draai aan zou geven: Die ezel, zegt hij, die ezel dat zijn wij. ‘Ga nar de kribbe, en schaam u niet lastdier te zijn van de Heer.’ Immers, u zult Christus dragen.

We zijn met de ezel hier naartoe verhuisd. Hier zullen we ons als kerkgemeenschap opnieuw moeten uitvinden. De ezel, het waren er zelfs twee, heeft ons hier naartoe gebracht waar we hopelijk, net als het kind in de stal nieuwe geboorte zullen ervaren. We zullen nieuwe wegen ontdekken en nieuwe wegen moeten uitproberen. Het lijkt wel in dubbele zin nieuwjaar. Het is vandaag de eerste dag van het nieuwe jaar, én we beginnen hier in Sancta Maria aan een nieuw hoofdstuk in het bestaan van onze kerkgemeenschap. De toekomst – zowel het nieuwe jaar, alsook ons nieuwe bestaan – de toekomst ligt voor ons, en we weten nog niet wat zij ons brengen gaat.

Maar Augustinus weet het wel. Met opnieuw een geniale draai zegt hij: ‘u zult op uw weg niet verdwalen, immers de Weg zit op u.’ Dus ‘laat de Heer maar op ons zitten en ons roepen waarheen Hij wil.’ Dan kom je er wel.

En waar ons het nieuwe jaar ook zal brengen, welke wegen we hier in Sancta Maria zullen gaan, hoe kronkelig onze wegen ook zullen zijn – ‘Wij zijn op weg naar Jeruzalem’, zegt Augustinus.

En natuurlijk bedoelt hij niet het aardse Jeruzalem, nee we zijn op  weg naar het hemelse Jeruzalem, het hemelse Jeruzalem wat tegelijkertijd uit de hemel neerdaalt. Waarschijnlijk was Augustinus toen al bezig met zijn grote meesterwerk ‘De stad Gods’ – je kan trouwens vandaag op 1 januari beginnen in het grote boek van Chris Dijkhuis. En als je elke dag het bijbehorende stukje leest, dan bereik je over twee jaar de stad Gods als vanzelf – Kortom als Augustinus zegt: ‘We zijn op weg naar Jeruzalem,’ dan zijn we op weg naar de stad waar hemel en aarde met elkaar versmelten, waar wij bij God zijn en waar God bij zijn mensen is.

Dus in deze week na kerst ‘ga naar de kribbe, en schaam u niet lastdier te zijn van de Heer.’ En we gaan verder het nieuwe jaar in. ‘We gaan naar Hem’ en ‘we gaan door Hem’. ‘We gaan niet ten onder’, ‘we zijn op weg naar Jeruzalem.’