Johannes 9, 1-41
1 Samuël 16, 1-13

 

‘Om een mens te zijn in nieuwe tijd.’ Onze evangelist Johannes ziet het al helemaal voor zich. En om aan ons uit te leggen hoe dat is om een mens te zijn in nieuwe tijd, vertelt hij ons het verhaal van de blinde die door Jezus genezen wordt.

Sowieso heeft Johannes geen last van de scheiding tussen realiteit en visioen. – Wij kennen de scheiding tussen kerk en staat. Die is ooit ingevoerd, gelukkig, zodat de overheid zich niet kan bemoeien met ons geloof. Maar de keerzijde ervan is dat steeds meer mensen denken dat je ook zonder visioen kunt leven en dat je genoeg hebt aan de realiteit. Doe het maar met het-is-zoals-het-is, dan doe je al gek genoeg. Die dromen van ‘mens te zijn in nieuwe tijd’, dat is toch allemaal bedrog. – Maar dat geldt niet voor Johannes. Voor hem is het visioen van een nieuwe tijd net zo waar als de tastbare realiteit om ons heen waar is.

Hij vertelt het verhaal van de blinde. De blinde, dat zijn degenen die niet verder kijken dan wat er is. De gezondheidszorg moet financieel rendabel zijn, en geen vrijplaats voor een hoger visioen van de ‘mens in nieuwe tijd’. Kerken worden gesloten omdat de groep steeds kleiner wordt die nog geld overheeft om een gebouw te reserveren voor het visioen. De blinde, dat zijn ook religieuze organisaties die het visioen zolang reduceren tot regels totdat het zo in de realiteit past dat het geen visioen meer is.

Vandaag is het halfvasten, zondag laetare, zondag ‘verheug je’, want je bent op de helft en in de verte kan je het licht van de nieuwe tijd al zien. De blinde – in ons evangelie is hij zelfs blind geboren, dus hij weet niet eens wat hij niet ziet – blind ben je dus ook als je op de helft niet uitziet naar waar naartoe je onderweg bent. Dan heb je modder op de ogen en blijf je maar doormodderen in het hier en nu.

Zo is het ook in onze eerste lezing. Israël werd in de begintijd geregeerd door rechters. Maar op gegeven moment hadden de stammen zich zo gesetteld dat er een sterker overheidsapparaat moest komen. Toen werd de rechter Saul tot eerste koning van Israël uitgeroepen. God geeft aan de profeet Samuël de opdracht om Saul tot koning te zalven.

Maar Saul ontpopt zich als een koning die niet ziet. Hij gaat niet voor het visioen, maar hij konkelt en marchandeert, hij verleent zelfs aan tegenstanders van zijn volk gunsten om in het gevlei te komen. Kortom, hij doet er alles aan om het hier en nu, en daarmee ook zijn macht, te bestendigen. En hij laat het visioen voor wat het is.

God heeft er spijt van. Dat is niet waarvoor hij met zijn volk Israël op weg is gegaan. Als je niet onderweg bent naar het visioen, als je niet uitziet naar dat je mens kunt zijn ‘in nieuwe tijd’, dan kan je net zo goed naar de vleespotten van Egypte terugkeren. Ook Samuël is er kapot van. Hoe hebben God en hijzelf zich zo kunnen laten ringeloren. Maar God zegt: hup, Samuël, niet treuren. ‘Kom, vul je hoorn met olie en ga naar Isaï, want een van zijn zonen heb ik als koning uitgekozen.’ Samuël gaat dus opnieuw op pad. Maar die weg naar het visoen kent nog meer obstakels, bijvoorbeeld de regel dat de oudste, de eerstgeborene koning moet worden. Samuël betrapt zich er zelf op. Maar God fluistert hem in, nee, die is het niet. En ook de andere zes zonen  niet. ‘Zijn dit alle zonen die u heeft?’ vraagt Samuël. En ze halen David, de jongste, achter de geiten vandaan.

Samuël  pakt zijn hoorn met olie en zalft David tot koning. Zo wordt David de opvolger van Saul. Weliswaar niet de eerste koning van Israël, maar wel de eerste koning die ziet. Een koning die gaat voor het visioen. Een koning die beseft dat we halverwege zijn en dat we onderweg zijn naar het licht dat we al ietsiepietsie in de verte kunnen zien.

Jezus spuugt op de grond en met dat modderpapje zalft hij de blinde. Net als Samuël bij David zalft Jezus de blinde tot een ziende.

En Johannes vertelt verder hoe het is om te zien. Wanneer je eenmaal een glimp hebt opgevangen van het visioen, dan valt het hier en nu zwaar tegen. Zo is ook wat de blinde te zien krijgt niet bepaald hoopgevend. Ten eerste: de genezing vond op een sabbat plaats en dat mag niet. Dat is tegen de regels, roepen de farizeeërs. En dat hele verhaal met spuug en modder, hoe godslasterlijk is dit? Het kan eigenlijk niet dat je nu weer kan zien. – De man ziet het visioen, maar hij ziet ook de farizeeërs die maar blijven ronddraaien in het idee dat er niet kan zijn wat niet in de realiteit past. Een beetje hulpeloos antwoordt hij: of dat allemaal volgens de regels was weet ik niet, ‘maar één ding weet ik wel: ik was blind en nu kan ik zien.’

We zien de wereld om ons heen, hoe het gaat in deze tijd. Maar we zien ook hoe het is ‘om mens te zijn in nieuwe tijd’. We zijn halverwege, maar we kunnen de nieuwe tijd al zien.

 

Ekkehard Muth, 19 maart 2023