Johannes 17, 1-11
Handelingen 1, 12-14

 

Nieuwe ruimte! Het christendom is de enige godsdienst waar de scheiding tussen God en mensen is opgeheven. God leeft als mens onder de mensen. Dat bestaat in andere godsdiensten niet. Het gebeurt weleens dat een Griekse god even afdaalt om in menselijke gedaante te verschijnen, maar meestal gaat het dan om een mooie vrouw of andere aardse geneugten. Nee, dat God mens wordt, en ook mens blijft, zelfs op het moment dat hij moet lijden of zelfs gedood wordt, dat vind je alleen in het christendom.

En je vindt het ook nergens anders, dat de mensgeworden God de mensen zo onlosmakelijk met God verbindt als vandaag in onze lezing. Tot drie keer toe zegt Jezus in zijn gebed over de mensen: ‘zij zijn van u’. En verder: ‘U hebt de mensen aan mij gegeven. Zij waren al van u, maar u hebt hen aan mij gegeven.’  – Augustinus zal later in zijn regel zeggen: ‘Eer in elkaar God, want ieder van u is zijn tempel geworden.’ –

Ik zeg dat nu niet om het christendom beter te maken dan andere religies, helemaal niet. Ik zeg dat om aan te geven hoe op die manier het menselijke leven een dimensie erbij krijgt. Het speelt zich niet meer alleen af in het aardse en in het hier en nu, nee, het krijgt een ‘nieuwe ruimte’ erbij.

In onze eerste lezing hebben de leerlingen net meegemaakt hoe Jezus in de hemel werd opgenomen. Ze kijken hem achterna, en terwijl ze nog naar die nieuwe ruimte staan te staren krijgen ze te horen: ‘Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken?’ Het is niet de bedoeling dat zij vanaf de aarde naar de hemel kijken, maar het is juist andersom de bedoeling dat de hemel in het hier en nu ruimte krijgt. Dat de ruimte van jouw leven van alledag uitgebreid wordt, dat je leven in een nieuwe ruimte komt te staan.

En dat is waar Jezus in zijn grote hogepriesterlijke gebed voor bidt. ‘Ik ga naar u toe’, zegt hij, ‘maar zij blijven in de wereld… bewaar hen zodat zij één zijn zoals wij één zijn.’ Dat wij mensen één zijn met God, zoals ook God en Christus één zijn. – Leven in een nieuwe ruimte. Je plaatst je eigen bestaan in een ruimte die jouzelf overstijgt.

Dat doe je bijvoorbeeld als je hier bij Maria een kaarsje aansteekt. Dan wordt Maria een deel van je leven. Of als je het bidprentje van je overledene in het licht zet. Dan ben je samen over de dood heen. Dat doe je ook als je hier komt vieren, dan maak je even ruimte voor wat er meer is tussen hemel en aarde. En soms, als je geen tijd hebt om uitgebreid stil te staan bij de dimensie die jouw leven overstijgt dan doe je het maar even met een schietgebedje. En hoe vaak merk je het pas achteraf dat jouw leven in een grotere ruimte staat, en zeg je dan: het had zo moeten zijn.

De oude hoogleraar katholieke theologie Gerard Lukken schreef een keertje: ‘In onze cultuur hebben sommigen moeite met de waarneming van deze ruimte. Zij zijn geneigd veeleer te kijken naar de nuchtere feiten, en de dingen letterlijk te nemen.’ En fijntjes voegt hij eraan toe: ‘Wij degraderen onszelf dan beneden ons menselijk niveau.’

Want misschien is het niet zozeer dat je aanhanger moet zijn van het christendom, maar dat je maar wat beter naar jezelf kunt kijken. Zoals Augustinus dat ook gedaan heeft. ‘Ik zocht u buiten’, zegt hij over zijn jonge jaren. Hij was uitsluitend bezig met de feiten en de letterlijke dingen. Maar daar kon hij het niet vinden. Tot het hem opeens duidelijk werd: ‘Ik zocht u buiten – maar u was al die tijd in mij.’ U was al die tijd aanwezig, hoe heb ik dat zolang over het hoofd kunnen zien. U stelde mijn leven in een nieuwe ruimte, maar in mijn tunnelvisie bleef ik alsmaar naar dat beetje hier en nu kijken.

Vandaag tussen Hemelvaart en Pinksteren staan we bij wijze van spreken in de startblokken. Net als de leerlingen staren we nog naar de hemel. Maar we maken ons al op voor Pinksteren, het feest waar ons leven in een nieuwe ruimte komt te staan. Naast ons geploeter in het hier en nu krijgt ons leven een dimensie erbij. Namelijk God in ons en wij in God. Noem het de Heilige Geest, of ‘U was in mij’, of zoals Jezus het in zijn gebed zegt: ‘zodat zij één zijn, zoals wij één zijn.’

Ekkehard Muth, 21 mei 2023