Eerste lezing:    Jesaja 50, 5-9a
Evangelie:          Marcus 8, 27-35.

Overweging

Je zou, bij het beluisteren van de man uit de eerste lezing, je schouders kunnen ophalen. Hij zegt namelijk dat hij zich durft te laten vernederen en slaan, omdat er een andere kracht in hem is, waardoor hij niet kapot te krijgen is. Wat is dat voor iemand? Een idealist die niet met beide benen op de grond staat? Of een soort vrome ziel die hele mooie woorden zegt, maar op een goeie dag wel anders zal piepen? Wat is dat voor iemand die in het Evangelie zegt dat zijn weg naar bevrijding en overwinning door lijden en uitstoting heen moet gaan?

Het is Jezus van Nazareth, die zich er meer dan goed van bewust is dat trouw-zijn aan je idealen, aan datgene wat je als je missie ziet, aan God en mensen, niet zonder risico’s is. Want: wie zijn nek uitsteekt voor een goede zaak, die loopt kans om door de gevestigde orde opzij te worden geschoven, op welke manier dan ook.

‘Dat mag jou nooit overkomen’, zegt Petrus tot Jezus. Onder de leerlingen leven kennelijk totaal andere verwachtingen dan bij Jezus. Zij hoopten dat hun rabbi een leidende rol zou kunnen spelen in een volksbeweging tegen de romeinse bezetter. Dat hij daarmee in hoog aanzien zou komen en zij daarin dan konden delen. Maar de beweging die Jezus voor ogen staat is van een heel andere orde: een orde van gerechtigheid waarin de armen van de wereld Gods geliefden zijn, en wij, die met weinigen bezitten wat allen toebehoort, worden opgeroepen tot breken en delen.  

Dit ideaal roept weerstand op van bestaande machten, en daarom probeert Petrus Jezus ervan te overtuigen dat zijn missie een ‘mission impossible ’ is. Dan maar wat minder aandacht voor kleine mensen en wat méér aandacht en begrip voor hen die de macht hebben en er zorg voor moeten dragen dat de status quo gehandhaafd blijft. 

Maar Jezus weerstaat deze verleiding en antwoordt Petrus: ‘ Als je mij wilt volgen moet je je eigenbelang durven te verliezen – omwille van de rechtvaardige samenleving die God wil !’ En dat is een maatschappij waarin niet bezit en macht de dienst uitmaken, maar waar recht wordt gedaan aan allen. Aan dat visioen van een nieuwe wereldorde heeft Jezus zijn leven gegeven en langzaam maar zeker leerden Petrus en de zijnen dit visioen te verstaan. In de Handelingen van de apostelen lezen we dan ook dat de leerlingen na Jezus’ heengaan alles gemeenschappelijk bezaten, en dat er onder hen geen enkele noodlijdende was. Het is de tijd waarin de evangelies werden geschreven die ons een antwoord geven op de vraag: ‘Wie is de Christus? ’

Door alle verhalen heen blijkt dan dat Hij te vinden is aan de kant van de kleinen; dat hij zijn mond open doet als het gaat om gerechtigheid. En wie zijn volgeling wil zijn , zal dus óók opkomen voor gerechtigheid. Dat betekent dat we het verlangen gaande houden dat ieder mens een huis heeft, een stukje grond, voedsel en kleding. Het verlangen dat de grond waarop we wonen niet meer vervuild wordt, dat je schone lucht kunt blijven inademen, dat kinderen en bejaarden beschermd worden, dat we offers durven brengen omwille van het welzijn van heel de schepping.

Het betekent dat we de machten aan de kaak stellen die onrechtvaardigheid in stand houden. Dat wij een stem geven aan de stomgeslagen mond. Dat zal ons niet in dank worden afgenomen ….. maar dat kruis moeten we op ons nemen, als we Jezus willen volgen op zijn weg naar nieuw leven.

Ik wil deze overweging eindigen met een raad uit de Regel van Augustinus – een regel die wij binnenkort met een aantal Boskapellers gaan bestuderen zoals u in de Kluizenaarsmail kunt lezen: ‘Zoek je geluk niet in de macht waarmee je kunt domineren, maar in de liefde waarmee je dienstbaar kunt zijn !’

Joost Koopmans osa, 12 september 2021