Matteüs 17, 1-9
Daniël 7, 9-10; 13-14
Afgelopen zondag, toen we na de viering met elkaar in gesprek gingen, zei de eerste spreker: ‘Dit zijn we toch niet. Zo zijn we toch niet!’ En ze bedoelde onze verdeeldheid, dat we elkaar zwart maken, meer óver elkaar praten dan met elkaar, en de schuld vooral bij de ander leggen. ‘Zo zijn we toch niet?’ Het is alsof we onszelf niet meer herkennen.
Misschien was het dat wat Jezus ertoe bracht om Petrus, Jakobus en Johannes mee te nemen op die hoge berg. Dat wat we om ons heen kunnen zien, zoals we elkaar kennen in wat we doen en in wat we zeggen, wat we van elkaar denken, zoals we ons naar elkaar toe gedragen – Zijn wij zo? Zijn wij dit?
Jezus neemt hen mee naar de berg. Het is een flinke klim, je moet er heel wat voor over hebben. Wat is het toch wat hij hun wil laten zien? Ze zijn aan het ploeteren en klauteren, de ene keer kunnen ze in de verte de top al zien, en dan weer verdwijnt hij uit zicht en zien ze alleen rotsen waartussen zij slinger de slinger hun weg moeten zoeken.
Maar dan zijn ze boven. En de schellen vallen van hun ogen. Zijn wij dit? Nee, we zijn veelmeer:
Opeens is daar Mozes. Die aartsvader die hen bevrijd heeft uit Egypte. Natuurlijk niet Petrus, Jakobus en Johannes persoonlijk, maar hun verre voorouders. Met het oude volk Israël is hij 40 jaar door de woestijn getrokken totdat zij na zoveel woestijn in het beloofde land waren gekomen. En daardoor heeft hij ook Petrus, Jakobus en Johannes tot mensen gemaakt van het beloofde land. – En nu staat hij voor hen op de berg, Mozes, die hen heeft bevrijd, die niet ervoor terugdeinsde om door de woestijn te gaan, en die hen naar het beloofde land heeft gebracht.
Zijn wij dit? Ja, dat zijn we dus ook: bevrijd, sterk genoeg om door de woestijn te gaan, en bestemd voor het beloofde land.
Maar dat is nog niet alles. Opeens ontdekken ze ook Elia. Elia, die profeet van de opstanding. Terwijl in het jodendom de overledenen wachten tot de jongste dag waarop de messias verschijnt, werd Elia na zijn dood meteen door een hemelwagen opgehaald. En als later aan het kruis Jezus zij vader aanroept met ‘Eli, Eli’, dan denken de mensen dat hij Elia roept. Dat is weliswaar een misverstand, maar ze hebben niet ongelijk, want drie dagen later zou Jezus uit de dood opstaan, net als Elia.
Voor hun ogen staat dus ook Elia, de profeet van de verrijzenis, de profeet van het leven, het leven wat ons leventje in het hier en nu overstijgt.
Zijn wij dit? Ja, dat zijn we ook: ons leven is meer dan ons geploeter in het hier en nu. Het is met een hemelwagen verbonden met de eeuwigheid.
Naast de aartsvader van de bevrijding en van op weg gaan naar het beloofde land, ook al moet je daarvoor door de woestijn, staat dus Elia, de profeet die ons koppelt aan de eeuwigheid, of we nu in de woestijn zitten of in het beloofde land.
Maar daarmee nog niet genoeg. Jezus vertelde hen altijd al van een andere werkelijkheid. De wereld die we kennen, die kan ook anders, die moet ook anders. De wereld moet stukje bij beetje steeds meer op de hemel gaan lijken, of andersom: de hemel moet telkens weer naar de aarde komen. Opeens verandert de aardse Jezus in de hemelse Christus. Zijn gezicht straalt als de zon en zijn kleren worden een en al licht. – Dat is hij dus ook.
We noemen het ‘de gedaanteverandering van de Heer’, de transfiguratie. En dat zijn wij dus ook. We zijn geroepen om continu te veranderen in mensen van het licht.
Mensen van het licht. Mensen van de eeuwigheid. Mensen van bevrijding en van het beloofde land, zelfs nog in de diepste woestijn. Zijn wij dit? Zijn wij zo? – Ja, dat zijn wij ook.
En Petrus wil meteen drie tenten bouwen: één voor onze bevrijding, één voor onze verbondenheid met de hemel, en één voor het licht. Dan kunnen we dat vasthouden. Dan kunnen we er veel makkelijker naartoe terugkeren wanneer we uit het oog verliezen dat we dit ook zijn. Dan kunnen we onszelf terugvinden wanneer we alleen nog maar de buitenkant kunnen zien, en wanneer we allen nog maar zien wat we dénken te zien.
Maar zo werkt het niet. Jezus heeft Petrus, Jakobus en Johannes eerst meegenomen naar de berg. Het was een flinke klim totdat zij konden zien wie zij ook waren. En nu neemt hij hen net zo resoluut mee naar beneden. Daar beneden moeten jullie van gedaante veranderen. Verander de gedaante van deze aarde, zodat zij meer op de hemel gaat lijken. Verander zelf van gedaante en laat zien dat je van het licht bent. Kijk daarbij vooral of je ook de andere gedaante van de ander kunt ontdekken.
Zijn wij dit? Het zal soms een flinke klim zijn, maar ja, dit zijn wij dus ook!
Ekkehard Muth, 6 augustus 2023