Johannes 16, 12-15 Spreuken 8, 22-31

 

De voorzienigheid. Hoe vaak denk je niet: het had zo moeten zijn. Dan zijn er dingen gebeurd, heb je mensen ontmoet, hebben ontwikkelingen een onverwachte wending genomen, en opeens vallen alle puzzelstukjes op hun plek. Of je hebt een nare periode meegemaakt, en toch heeft het je bij alle ellende ook iets positiefs gebracht. Of je bent op je gevoel een weg gegaan, als je had nagedacht had je het nooit gedaan, en nu blijkt die weg je zoveel goeds te brengen. Katholieken noemen dat de voorzienigheid.

Iemand anders zou het misschien toeval noemen, maar voorzienigheid is veel meer dan toeval. Voorzienigheid, dat is dat je in alle toevalligheden een lijn ontdekt. En in deze lijn zie je de hand van God. Augustinus vergelijkt God met een pottenbakker. Je kan de pottenbakker niet zien, maar in de lijnen van het aardewerk zie je de hand van God.

In onze lezing uit het boek Spreuken gaat het officieel over de wijsheid, maar ten diepste gaat het erover dat in alles wat er bestaat, net als in het aardewerk een handafdruk te zien is. Dat er een lijn herkenbaar is, die ons een veel diepere samenhang laat zien. Kortom: de voorzienigheid.

– Dat is trouwens iets anders dan een plan; alsof alles wat er gebeurd door God gewild is. Nee, er overkomen ons helaas ook dingen waar zelfs God even naar adem moet happen. –

De voorzienigheid is er al van begin af aan. ’De Heer heeft mij voor al het andere verworven / toen hij zijn scheppingswerk begon, schiep hij eerst mij. / Ik ben in het begin gemaakt, nog voor alles er was / nog voor de aarde vorm kreeg.’ – En zelfs de hele bijbel begint ermee: ‘De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water.’ – Over alles wat nog niet gemaakt was, over alles wat nog moest worden zweefde Gods geest. In alle lijnen die zich nog zouden ontvouwen, in alle soms rare kronkels tot in onze levens aan toe zit de voorzienigheid verweven. ‘Geen korrel zand was nog gemaakt,’ zegt de voorzienigheid, of ik werd voortgebracht.

Soms vraag ik me af hoe het toch gekomen is dat mensen zijn gaan geloven. En ik denk dat dat niet kwam door overweldigende bekeringservaringen, of dat mensen een verklaring zochten voor dingen die ze niet konden verklaren en dan maar geesten en goden hebben verzonnen. Nee ik denk dat wij mensen altijd al voelden dat er meer aan de hand is dan alleen toeval.

Vervolgens ging je dat aan elkaar vertellen: ‘wat mij nou toch overkomen is, alsof het zo had moeten zijn.’ En veel van die losse verhaaltjes en flodders zijn uiteindelijk in het boek Spreuken terecht gekomen. In een lange ontwikkeling werden die spreuken steeds verder verfijnd en poëtisch gestileerd. Maar oorspronkelijk is het gewoon volkswijsheid. Bijvoorbeeld onze spreuk: ‘Beter een goede buur dan een verre vriend’ komt ook uit het boek Spreuken (27, 10). Dus een verzameling van spreuken die gewone mensen zich terecht gerijmd hebben om te zeggen wat eigenlijk niet goed te zeggen is, maar waarvan je ergens diep van binnen weet dat het klopt. ‘Jij, nog naamloze, wekt in ons weerbarstig geheugen wat we zagen met onze vroegste ogen.’ Je zou het daarom ook het ‘boek van de voorzienigheid’ kunnen noemen.

Vandaag is het de zondag van de heilige Drie-eenheid. De zondag na Pinksteren staan we erbij stil dat je God in drie gedaantes kunt waarnemen: God de vader, de zoon en de heilige geest. En in de kerkgeschiedenis is dan ook het beeld ontstaan dat het in de Drie-eenheid om drie personen gaat. Maar in het beeld wat we vanochtend weer uit de onuitputtelijke voorraad in Groesbeek mogen lenen, zie je maar twee personen, namelijk de vader en de zoon. De heilige geest is juist niet als persoon afgebeeld, maar als duif in een lichtkrans die net als toen over de oervloed tussen God en Christus zweeft.

Ons woord ‘persoon’ komt van persona, en dat betekende oorspronkelijk het masker in het Griekse theater waar de stem van de acteur doorheen klonk – per-sonare, doorheen klinken. Niemand kan God zien, we kunnen ons eigenlijk ook geen beeld maken van God, en zeker niet zo’n beeld van een oude man met baard. Maar aan de hand van wat er doorheen klinkt, aan de hand van de lijnen in het aardewerk, aan de hand van hoe de lijnen zich in ons leven voegen kunnen we de voorzienigheid herkennen. En achter de voorzienigheid krijgen we een idee van onze lieve Heer.

In ons evangelie zegt Jezus: ‘Ik heb jullie nog veel meer te zeggen, maar jullie kunnen het nog niet verdragen. De Geest van de waarheid zal jullie, wanneer hij komt, de weg wijzen naar de volle waarheid.’ – Soms, wanneer we zeggen: het heeft zo moeten zijn, dan laat ons de geest van de waarheid een stukje van God zien. Dan zweeft als het ware de voorzienigheid door ons leven heen net als zij in het beeld tussen vader en zoon er doorheen zweeft. Dan schemert de voorzienigheid zo door alle wendingen in ons leven heen dat we de handafdruk van God kunnen voelen.

En dan worden we zelf een ‘persona’, want dan klinkt de stem van de voorzienigheid door ons heen. Dat we vaak mogen zeggen: het heeft zo moeten zijn.

 

Ekkehard Muth, 12 juni 2022