Viering zondag 20 juni : Dag van de vluchteling

Eerste lezing:
Tijdens zijn bezoek aan Lampedusa stelde paus Franciscus aan zijn toehoorders o.a. de volgende vraag:

‘Wie van ons heeft gehuild om de omgekomen mensen op de boot?
Om de jonge moeders met hun kinderen?
Om deze mannen op zoek naar middelen om hun gezinnen te ondersteunen?
Wij zijn een maatschappij die huilen niet meer kan ervaren als ‘lijden met’.
De mondialisering van de onverschilligheid heeft gezorgd dat we niet meer kunnen huilen.
In het evangelie klinkt de lange weeklacht van Rachel, die huilt om haar kinderen, omdat ze er niet meer zijn. Herodes heeft dood gezaaid om zijn eigen welzijn te verdedigen, zijn eigen zeepbel.
En zo gaat het nog steeds.
Vraag de Heer om wat van Herodes nog in ons hart is, uit te wissen.
Vraag om de gunst te huilen om onze onverschilligheid, om de wreedheid in de wereld, in ons en ook in hen die anoniem sociaaleconomische beslissingen moeten nemen die dergelijke drama’s mogelijk maken.
Wie heeft gehuild?
Wie heeft in de wereld vandaag gehuild?’

Evangelie: Marcus: 4, 35-41

Overweging:
Elke Eerste Vrijdag van de maand ging ik haar de Communie brengen: een vrouw van rond de 90. Ze woonde in de vochtige voorkamer van een afbraakhuis in een volkswijk hier in de buurt waar ik toen werkte. Achter de schuifdeur bestierde haar dochter het huishouden. Tijdens de stilte na de Communie begon ze te huilen. Toen het aanhield vroeg ik haar: ‘Waarom huilt u?’ ‘Ik denk aan al die mensen die het slecht hebben door oorlog, honger en uitbuiting’, zei ze. Dit antwoord ontroerde me diep. Hoe deze vrouw, die het zelf niet breed had, zich door de Communie verbonden wist met de Christus die voortleeft in de minsten der zijnen.

Toen in 2014 een boot met wel 900 vluchtelingen kapseisde in de Middellandse Zee, waarbij allen verdronken, organiseerde de geloofsgemeenschap in Eindhoven, waar ik toen bij hoorde, een stille wake op de markt in de binnenstad. Ik deed mee en zag hoe mensen voorbij liepen aan de posters van de ramp en het spandoek dat opriep tot solidariteit: ‘Red mensen uit de zee van onverschilligheid’.
Sommigen keken er met een schuin oog naar, anderen bleven even stil staan, ’n enkeling sloeg een kruis, velen liepen haastig voorbij. Eén vrouw begon te schreeuwen: ‘die vluchtelingen moesten hun geld dat ze betaald hadden voor de overtocht maar besteden in eigen land; ze hadden hier niks te zoeken en kostten ons alleen maar belastinggeld!’
Ik denk dat de reacties die ik waarnam op de markt met betrekking tot de vluchtelingencrises een aardige doorsnee vormen op hoe mensen ermee omgaan. We worden de laatste jaren geconfronteerd met zoveel vluchtelingen, dat onze houding er een van onverschilligheid kan worden: ‘als ze mij voortaan maar met rust laten; ze moeten maar zien’. En we huilen er niet eens meer om.  Je haalt je schouders op: Zo is de wereld……
Het is Paus Franciscus die ons wakker schudt en oproept om de houding van onverschilligheid te doorbreken: ‘jullie parochies en gemeenschappen, wordt eilanden van miseri-cordia, van barmhartigheid midden in een zee van onverschilligheid. Bid samen, help door gebaren van naastenliefde, en laat je opgeblazen ik achter, dat zich in zijn eigen zeepbel opsluit’.

Soms lijken we op de leerlingen uit het Evangelie van vandaag, die de Heer ter verantwoording roepen voor de zinkende boten op de woelige zee: ‘Meester, raakt het U niet dat er zoveel mensen vergaan? Doe toch iets!’ Maar wie doet wat? ‘Doe dit tot mijn gedachtenis’ zegt Jezus tot zijn leerlingen als hij op de laatste avond op een symbolische wijze zijn leven wegschenkt. Dat betekent niet alleen: ‘doe dit met de symbolen van brood en wijn’ maar ook: ‘doe dit met je eigen leven’: breken en delen! Zoals op die dag, toen er 5000 mensen bijeen waren: Jezus had zeer met hen te doen en genas hun zielen. Tegen de avond zeiden de leerlingen tot Hem: ‘Stuur de mensen weg, dan kunnen ze zelf eten gaan kopen. ’ Maar Jezus zei: ‘Geven jullie hun maar te eten.’  Ze waren echter bang dat ze te weinig hadden.

En vandaag vluchten er 5000 en meer mensen over de zee naar Europa toe, weg van de honger en de oorlog en wij roepen: ‘Heer, red hen, zij vergaan’. En Jezus zegt: ‘gaan jullie hen maar redden! Verander je houding van ieder-voor-zich en God voor ons allen, maak je hart wereldwijd en wees gastvrij!’ Maar wij zijn bang dat we zelf te weinig hebben.
We willen zoveel mogelijk in eigen handen houden, we willen onze vrijheid en ons plezier níet verliezen. ‘Waarom zijn jullie zo bang, hoe is het mogelijk dat je nog geen geloof bezit?’ Het geloof namelijk dat Christus een beroep op ons doet in de minsten der zijnen én dat hij nu wil redden door ons!   Sinds Pinksteren is zijn kerk geboren en heeft hij geen andere handen dan de onze om te redden en te zegenen.

Het is voor politici niet gemakkelijk een goed vluchtelingenbeleid te voeren; zeker niet als er velen tegelijk komen.  Maar laten we niet meedoen met wantrouwen als norm, waar niet alleen vluchtelingen, maar ook zoveel andere mensen die buiten de boot vallen, op stoten; wantrouwen!

Als wij willen waarmaken wat we hier zingen dan zullen wij een gesprek altijd moeten voeren vanuit barmhartigheid. Laten wij als geloofsgemeenschap meewerken aan een open cultuur waarin plaats is voor dialoog, verscheidenheid en gastvrijheid.
Kunnen we dat? Of zijn het maar vrome wensen?
‘U brengt ons aan onszelf voorbij,
U maakt ons anders dan wij zijn,
U maakt ons tot een wonder’,
Wij hebben het zelf gezongen in het openingslied. Het betekent: Wees verschillig….
Dat de vreemde, die door het water is heengetrokken, jou mag vinden: jouw glimlach, jouw groet, jouw geloof;  metterdaad!

Joost Koopmans osa

Gebed van bootvluchtelingen  (ipv de voorbede):
Verloren in stormen op de open zeeën drijft onze kleine boot. We zoeken land in dagen en nachten zonder eind. 
Wij zijn als het schuim op de oceaan.
Wij zijn als het stof dat zweeft in de ruimte.
Onze noodkreet verwaait in het huilen van de wind.
Zonder voedsel, zonder water liggen onze kinderen daar, uitgeput en mager totdat ze nooit meer huilen.
Wij zien uit naar land, maar worden weggestuurd van elke kust.
Onze noodsignalen zijn vergeefs, veel schepen varen door .
Hoeveel bootjes zijn er al vergaan?
Hoeveel gezinnen al begraven in de golven?
Heer Jezus, luistert  u  naar ons gebed?
Heer Allah, Boeddha, hoort U onze noodkreet?