Viering zondag 25 juli: Breken en delen

Eerste lezing:    2 Koningen 4, 42-44
Evangelie:          Johannes, 6, 1-15

Overweging

‘De wonderbare broodvermenigvuldiging’; Zo staat het verhaal dat we zojuist hebben gehoord, in de traditie bekend.
Maar de evangelist Johannes, die dit verhaal heeft opgetekend, spreekt niet van een wonder, maar van een teken. ‘Toen de mensen het teken zagen dat hij gedaan had….’

Een teken vraagt erom dat we verder moeten kijken dan wat er uiterlijk gebeurt en verteld wordt. Het verhaal heeft een diepere betekenis. Een wonder wekt sensatie alsof het een toverkunst is; een teken wil iets openbaren.

‘Blijf dus niet bij het uiterlijk teken stilstaan’ zegt Augustinus, ‘maar probeer door te dringen tot wát het teken wil zeggen’.

Nu bestaat er een opvallende uitleg van de wonderbare broodvermenigvuldiging die dáár erg goed in slaagt. Als namelijk in het verhaal zich het probleem voordoet, hoe duizenden mensen te spijzigen,  zeggen de apostelen Filippus en Andreas: ‘onmogelijk…..onbegonnen werk !’ Maar een jongen in zijn argeloze goedheid stelt zijn 5 broodjes en 2 vissen ter beschikking. Jezus zegent het brood en begint het uit te delen. Als de mensen dat zien, dan schamen ze zich, ze generen zich. Want velen van hen hebben, zoals de jongen, ook eten meegenomen, voor zichzelf. Maar ze durven daar niet voor uit te komen, bang dat ze zelf niet genoeg zouden hebben.  Maar de argeloosheid en de onbevangenheid van de jongen en de bevestiging daarvan door Jezus, doen als het ware hun bevroren harten ontdooien.

Tja, nu kunnen ze niet achterblijven en wordt het voedsel dat  ze hebben meegenomen, onder elkaar verdeeld. En dan blijkt, zo vertelt het verhaal, dat er nog heel wat over te blijven…..


Vroeger dachten en leerden we: het gaat om het wonder dat Jezus heeft verricht. De rest van het verhaal is bijkomstig: dat de jongen zijn meegebrachte eten beschikbaar stelt, dat er nog veel overbleef, enz. Dat wordt er alleen maar bij verteld om het verhaal wat op te smukken… smeuïger te maken. Maar in deze nieuwe verklaring vervult de jongen een wezenlijke rol. Ergens anders zegt Jezus tegen zijn apostelen: ‘als je niet wordt als een kind, kun je het Rijk van God niet binnen gaan.’

De spiritualiteit van een kind is zijn argeloze, probleemloze goedheid. En natuurlijk: het leven is hard, en bij het volwassen worden hoort dat je je wapent tegen die hardheid. Maar wat Jezus bedoelt is: dat je iets in jezelf bewaard van de spiritualiteit van het kind – van je eigen oorsprong.
Het verhaal van vandaag wil in ieder geval laten zien wat argeloze, probleemloze goedheid al niet vermag! ‘Wonderbaarlijk’ zou je kunnen zeggen. Goedheid van de jongen, goedheid van Jezus, niet in grootse gebaren en edele, hooggestemde verklaringen, maar in een gewone daad: voedsel geven en het met elkaar delen, zonder pretentie.
Zo wordt Gods goedheid openbaar, op de eerste plaats in Jezus Christus, maar ook in het kind, en in de apostelen die in Jezus’ naam optreden. En die goedheid moet ook nu openbaar worden gemaakt in zijn volgelingen, in ons die in Jezus geloven.

Joost Koopmans osa, 25 juli 2021