Viering zondag 1 augustus: Ander brood

Eerste lezing:    Exodus 16, 2-15
Evangelie:          Johannes, 6, 24-35

Overweging

‘Geef ons altijd dat brood’, zeggen de mensen tegen Jezus, en intussen is duidelijk dat het al lang niet meer letterlijk om brood gaat, maar het gaat om ‘ander brood’.

De mens leeft niet van brood alleen heeft Jezus aan het begin van zijn carrière gezegd, en nu legt hij het nog verder uit, nee, je hebt ook brood uit de hemel nodig, brood van God, brood dat je echt leven geeft. Ander brood, dus.

En als je naar jezelf kijkt, dan heb je dat andere brood misschien nog meer nodig dan het brood op de plank. Als je gaat trouwen dan moet je beloven om materieel voor elkaar te zorgen. Maar daarop kan je niet leven, je hebt ook nodig dat je voor elkaar zorgt als het niet goed gaat, en je hebt vooral liefde nodig. Op school is het belangrijk dat je kennis opdoet, maar nog veel belangrijker is het dat je je karakter kunt vormen om een mooi mens te worden. Als je ziek bent ben je blij als de arts vakkundig te werk gaat, maar je knapt pas echt op als er mensen zijn die zien wat de ziekte en de behandelingen met jou allemaal doen. – Je hebt ‘ander brood’ nodig, brood voor de ziel.

Onze eerste lezing speelt op het moment dat Israël uit Egypte gevlucht is. Na het aanvankelijke enthousiasme dat ze eindelijk bevrijd waren en dat zij nu op weg gaan naar een nieuw leven, is er nu de klad in gekomen. Het is een beetje als nu bij ons ook. Het enthousiasme over hoe we met elkaar de crisis te lijf gingen, de creativiteit waarmee we er het beste van probeerden te maken, het enthousiasme over de zorghelden, de stemming van samen zullen we het te boven komen, is intussen afgebrokkeld. Net als Israël zitten we een beetje in de woestijn, niemand die de weg nog weet. En het beloofde land, tja, laat maar – ‘Had de Heer ons maar laten sterven in Egypte, daar waren de vleespotten tenminste gevuld.’

Heeft de honger van de ziel naar het beloofde land gewoon plaats gemaakt voor de honger van het lichaam naar de vleespotten van Egypte? Heeft de honger naar dat andere brood plaats gemaakt voor de honger van het lichaam naar gewoon brood?

De volgende ochtend ligt de woestijn bezaaid met brood uit de hemel, en er komen ook nog grote zwermen kwartels aangevlogen. Mozes wijst erop dat dit brood en vlees uit de hemel komt, maar in ons evangelie blijkt dat de mensen zich alleen nog maar herinneren dat hun voorouders toen in de woestijn letterlijk brood en letterlijk vlees hebben gekregen.

Jezus heeft dat meteen door: ‘waarachtig, ik verzeker u: u zoekt mij niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent.’ Ja, antwoorden de mensen, ‘onze voorouders hebben immers manna in de woestijn gegeten.’

– Misschien herken je dat ook: dan zeg je iets en terwijl je het nog aan het uitspreken bent besef je dat je het beter niet had kunnen zeggen. En zo lijkt het hier ook te gaan, terwijl de mensen het nog over het brood hebben wat ze in de woestijn konden oprapen, lijkt het hen te dagen dat ze eigenlijk heel ander brood nodig hebben. En als de wiedeweerga voegen ze eraan toe: ‘welk wonderteken kunt ú dan verrichten?’

Is dat bij ons misschien ook zo? We verlangen naar feestjes en festivals, we willen weer vrij met vakantie kunnen gaan, het lijkt wel alsof we naar de vleespotten van Egypte verlangen, maar schuilt daarachter niet ook een verlangen naar ‘dat andere brood’? Op het eerste gezicht lijkt het alsof we gewoon terug willen naar hoe het was zonder corona. Maar willen we niet eigenlijk veel liever naar het beloofde land? We willen eindelijk weer gewoon kunnen doen, brood wat voor het oprapen ligt en kwartels die aan komen vliegen, maar verlangen we ten diepste niet ook naar een wonderteken?

 

Ander brood, dus. ’Geef ons altijd dát brood.’

Ekkehard Muth, 1 augustus 2021