Marcus 10, 35-43

Jesaja 53, 10-11

Jij, nog naamloze, ademt ons open / en wekt in ons een weerbarstig geheugen / dat wij zagen met onze vroegste ogen. Zo dicht Huub Oosterhuis (Zo zongen we net). Een weerbarstig geheugen dat wij zagen met onze vroegste ogen. We kunnen de herinnering daaraan niet meer zo goed opdiepen, en onze vroegste ogen worden door zoveel prikkels om ons heen afgeleid, wat is dat weerbarstige geheugen dan? – We hebben het net bij Jesaja gelezen. Hem lukt het wel om met zijn vroegste ogen te kijken en om dit weerbarstig geheugen weer helder en duidelijk onder woorden te brengen.

In zijn zogenaamde ‘liederen van de knecht van de Heer’, dat zijn allemaal liederen, gedichten uit dit vroegste weerbarstige geheugen, beschrijft hij hoe het in een wereld naar Gods zin aan toe zou moeten gaan. Jezus zegt tegen zijn leerlingen: ‘Zo mag het bij jullie niet gaan.’ En Jesaja schetst hoe het wel moet gaan.

Als je het leest dan denk je dat Jesaja als een waarzegger op een ouderwetse kermis voorspelt wat er met Jezus allemaal gaat gebeuren. In het stukje wat we vandaag lezen staat bijvoorbeeld: ‘Hij offerde zijn leven voor hun schuld.’ – Vandaar dat we vaak denken dat profeten de toekomst voorspellen. Maar dat is niet zo, de profeten kijken veelmeer naar ons gezamenlijk weerbarstig geheugen, naar wat we nog in vlagen weten uit een tijd vóór dat we bestonden. Carl Gustaf Jung heeft dat ooit als archetypen geïdentificeerd, voorstellingen, oerbeelden die ons bij de evolutie, bij de schepping zijn ingegeven.

En één van deze oerbeelden is de voorstelling van de rechtvaardige die onkreukbaar en rechtvaardig blijft ook al moet hij dat met zijn dood bekopen. De rechtvaardige die niet terugslaat en die daarmee de vicieuze cirkel van het kwaad doorbreekt. ‘Hij offerde zijn leven voor hun schuld.’

Het is zeg maar een onbewust weten van hoe het anders kan. En Jesaja lukt het om dat op te schrijven: het kan anders worden, de wereld kan leefbaar worden als één rechtvaardige zijn leven offert; het kan anders worden als we niet rechts en links van de heerser willen zitten, maar als we dienstbaar zijn.

Meester, mogen we u wat vragen? ‘Wanneer u heerst in uw glorie, laat een van ons dan rechts van u zitten en de ander links.’ – ‘Toen de andere leerlingen hiervan hoorden werden ze woedend op Jakobus en Johannes.’ En terecht. Niet omdat zij zelf zo graag rechts en links van Christus zouden willen zitten. Nee, zij worden woedend omdat die twee ons gezamenlijk weerbarstig geheugen te grabbel gooien.

Al ons onbewust weten van hoe het anders kan. Alle dromen en alle visioenen van onze vroegste ogen dat het goed komt met deze wereld. Samen met Jezus zijn de twaalf daarvoor aan het werk, maar Jakobus en Johannes maken van het koninkrijk van God een ordinair verlengstuk van hoe het hier altijd al gaat. Op schilderijen zie je dat vaak. Dan wordt de hemel afgeschilderd als een hiërarchische piramide met bovenaan God de Vader, rechts en links de zoon en de heilige geest, daaronder Maria, en daaronder weer de apostelen, de heiligen, de engelen enz. Dat is nou precies het beeld wat de heersers, koningen en dictators tot op de dag van vandaag zo graag zien: zijzelf boven aan en dan een lange trap naar beneden via kerkvorsten en ambtenaren tot het klootjesvolk helemaal onderaan.

‘Zo mag het bij jullie niet gaan’, zegt Jezus. Ook al kan je de beker niet drinken die ik moet drinken, ook al is het teveel gevraagd dat je je leven geeft, maar ‘wie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn.’

En vervolgens herinnert Jezus hen weer aan het gezamenlijk weerbarstig geheugen en zegt: ‘want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.’ – In de theologie vraagt men zich af of Jezus wel wist wat er met hem zou gebeuren, dat weten we niet. Maar Jezus kende zeker wat Jesaja had opgeschreven. Dat heeft hem geïnspireerd, en na zijn dood hebben wij gezien dat Jezus precies gedaan heeft wat al lang in ons weerbarstig geheugen lag opgeslagen.

Jij, nog naamloze, ademt ons open / en wekt in ons een weerbarstig geheugen / dat wij zagen met onze vroegste ogen.

Dan hoef je de beker niet te drinken die hij moet drinken, je hoeft ook je leven niet te geven, maar ‘wie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn’. Laten we niet doen zoals Jakobus en Johannes, maar zoals de andere leerlingen: laten we toegeven aan wat we diep van binnen al lang weten, laten we blijven verlangen naar wat onze vroegste ogen hebben gezien. Zo ademt hij ons open.

door Ekkehard Muth, 17 oktober 2021