Lucas 1, 39-45
Micha 5, 1-4a

 

Als je jong en verliefd bent, maar ook als je op latere leeftijd de liefde wellicht opnieuw mag ontdekken, dan kan je weleens het gevoel hebben dat je elkaar al veel langer kent dan dat je elkaar daadwerkelijk kent. Je voelt een vertrouwdheid die na zo korte tijd eigenlijk nog helemaal niet kan. Je voelt elkaar aan alsof je al een heel leven lang met elkaar omgaat. Soms heb je zelfs het gevoel dat jullie al in een vorig leven met elkaar verbonden waren, dat jullie al in de eeuwigheid voor elkaar bestemd waren.

Dan voelt het misschien als bij de profeet Micha: ’In de dagen van weleer’, zegt hij, ‘zijn oorsprong ligt in lang vervlogen tijden, in de dagen van weleer.’

Of je maakt iets mee waarvan je achteraf zegt: het had zo moeten zijn. Als katholiek noem je dat dan ‘de voorzienigheid’, en protestanten houden het liever bij ‘de heilige Geest’, maar we bedoelen hetzelfde: Dan weet je, dan proef je dat zich hier in de werkelijkheid de dingen zo voegen zoals ze ook al in de eeuwigheid gevoegd zijn. Je voelt dat het klopt, ergens weet je dat het zo moet zijn, je merkt dat je het al lang kent. Het is alsof de dagen van weleer en de dagen van nu bij elkaar komen.

Zou dat ook bij Maria zo geweest zijn toen de engel Gabriel bij haar kwam? Al zeven eeuwen eerder schrijft de profeet Micha: ’Zijn oorsprong ligt in lang vervlogen tijden, in de dagen van weleer. Totdat de vrouw die zwanger is haar kind heeft gebaard.’ Zou Maria beseft hebben dat zij degene is bij wie nu waar wordt wat al sinds de dagen van weleer waar is? Dat een nieuwe wereld komen zal?

Later zou Augustinus zeggen: ‘Ik heb U geproefd, en ik honger en dorst naar U.’ Zij aarzelt nog even: ’Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.’ Maar diep van binnen heeft ze het al geproefd, diep van binnen weet zij het zeker. Als een verliefd meisje die het gevoel heeft dat zij haar nieuwe liefde al een hele eeuwigheid kent weet zij dat het zo moet zijn. Zij is de vrouw die zwanger is. In haar groeit de redder die zijn oorsprong in lang vervlogen tijden heeft, in de dagen van weleer. In haar komen tijd en eeuwigheid samen.

En op het moment dat zij bij Elisabeth naar binnen gaat weet Elisabeth het ook: ‘de meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot.’ En tot op de dag van vandaag weten wij het ook. Natuurlijk kan je het weesgegroet bidden omdat je het ooit uit je hoofd hebt moeten leren of omdat het bij de rozenkrans langskomt – ‘Wees gegroet, Maria / vol van genade, de Heer zij met u / Gij zijt de gezegende onder de vrouwen / en gezegend is Jezus de vrucht van uw schoot.’ – Maar het zou nooit zolang in ons geheugen en in ons hart overleefd hebben als we niet ergens diep van binnen zouden weten dat het klopt.

Nee, Maria heeft dan geen gemeenschap gehad met een man, zij heeft gemeenschap met de eeuwigheid, met de dagen van weleer. Ze heeft gemeenschap met de Eeuwige, met degene die ‘zijn oorsprong heeft in lang vervlogen tijden, in de dagen van weleer.’ Herman Finkers noemt het dan ook een erotisch gebeuren. Gemeenschap met God, omgang met Christus.

God wil omgang, wil gemeenschap hebben met zijn mensen, hij wordt mens, en hij opent voor ons daarmee de weg om zelf een beetje te worden als God. En Maria is zijn moeder en daarmee is zij tegelijkertijd ook onze moeder, de moeder van alle mensen die gemeenschap, die communie willen hebben met God.

De profeet Micha horen we ook weer terug op Driekoningen. Als Herodes van zijn priesters en adviseurs wil weten waar dat kind geboren is ontdekken zij bij Micha het antwoord: ‘Uit jou, Bethlehem in Efrata, te klein om tot Juda’s geslachten te behoren, uit jou komt iemand voort die voor mij over Israël zal heersen.’ En ijverig laten ze aan Herodes weten dat hij in Bethlehem moet gaan zoeken.

Bethlehem is dan een gehucht van niks, maar in lang vervlogen tijden was het de stad van koning David. En de bet-bet-overgrootvader van David in de dagen van weleer was Abraham die door God zelf geroepen was.

En ook de herders op het veld hebben maar een half liedje van de engelen nodig of zij weten het ook: nu gaat gebeuren wat zijn oorsprong heeft in lang vervlogen tijden.

Maria weet het, en Elisabeth weet het. De adviseurs en priesters van Herodes weten het, en de herders weten het. En wij? Wij weten het ook. Diep van binnen branden al sinds de dagen van weleer de vier kaarsjes van de adventskrans. ‘Ik heb U geproefd’, zegt Augustinus, ‘en ik honger en dorst naar U.’ Diep van binnen weten we het, en tegelijkertijd verlangen we ernaar. Dat een nieuwe wereld komen zal.

Ekkehard Muth, 19 december 2021