Lezing: Jesaja, 49, 3. 5-6.
Evangelie: Johannes 1, 29-34
Afgelopen oudjaar: opnieuw geweld tegen hulpverleners, talrijke incidenten door gevaarlijk vuurwerk — we hebben de beelden gezien op de TV…… Pure hufterigheid en anarchie; je verstand staat er bij stil. Geweld speelt zich ook af tijdens en na voetbalwedstrijden of tijdens de stapavonden. Maar denk ook aan andere verschijningsvormen, zoals verbaal geweld door telefoon, in trein en bus, in winkel en spreekkamer. Of dreigementen en pesterijen die je ontvangt op je smartphone. Je hoort steeds meer over jongeren die zó aan de schandpaal worden genageld, dat ze er onder doorgaan. Hoe moeten we daar als samenleving op reageren?
In Amerika bestaat er al lang een vrije wapenhandel, en bij ons zie je de samenleving soms verharden: we wapenen ons met achterdocht of blaffen elkaar als honden af. Natuurlijk we moeten onze weerloosheid ook bewapenen met oplettendheid en veiligheidsmaatregelen, en terecht worden de wetten om ons te beschermen aangescherpt. Maar tegelijk waarschuwen we elkaar ook voor verharding. We willen niet wonen in een samenleving waarin niemand elkaar meer vertrouwt, zoals in dictaturen en oorlogsgebieden. Achter de roep om een sterke man, die met ijzeren vuist orde op zaken stelt en mensen tegen elkaar uitspeelt, zetten wij grote vraagtekens. De kerstboodschap klinkt nog na in onze oren, over een almachtige God die neerdaalt in de gestalte van een weerloos kind. Het kind van Bethlehem dat ons aankijkt en ontwapent…. Net zoals alle kinderen ons doen beseffen dat wij er niet zijn om te haten en te doden, maar om te beschermen en kansen te geven.